"[...] la palabra [...] es en sí misma metafórica y por ello imprecisa, y además no se concibe sin ornamento [...]"1.
In deze cursus hebben we het vertaalproces verdeeld in fasen en als zodanig behandeld. Na in deel één een algemeen overzicht van de problemen en de terminologie te hebben gegeven, hebben we in deel twee vanuit verschillende invalshoeken gekeken naar de waarneming, assimilatie en interpretatie van de brontekst. In dit derde deel van de cursus zullen we ons bezig houden met de volgende fase, waarin de mentale constructie die door interpretatie tot stand is gekomen, om zo te zeggen op zoek gaat naar een externe vorm.
In deze fase van de vertaling kunnen we, als we verder inzoomen op het vertaalproces, twee aspecten onderscheiden. Eén heeft de expressie als doel, de ander streeft naar coherentie. Als de vertaler eenmaal klaar is met zijn interpretatieve werk, moet hij twee dingen doen. Ten eerste moet hij de veelheid van indrukken die hij heeft opgedaan bij de waarneming van de tekst naar buiten brengen, dat wil zeggen, het mentale materiaal dat ontstaan is door het contact met de brontekst vertalen in taaluitingen, in talige handelingen. Ten tweede moet hij dat resultaat in overeenstemming brengen met zichzelf, tot een coherent geheel maken, oftewel een reeks taaluitingen omvormen tot een tekst (de doeltekst).
Eerst vindt, soms nog onbewust, een op zichzelf gerichte verwezenlijking plaats, een uiting zonder enig doel, zoals er uit een schoorsteen, wanneer er een vuurtje onder brandt, rook komt, en wel door louter fysische oorzaken, zoals de warmte die de rook doet opstijgen en de trek van de schoorsteen.
Later veranderen die rooksignalen – die niet noodzakelijk tot een semiotisch systeem hoeven te behoren, tot een code van rooksignalen waarbinnen ze kunnen worden ontcijferd en begrepen – van losse woorden in een samenhangend geheel.
De reden waarom deze twee fasen van elkaar verschillen is heel eenvoudig. We weten dat interpretatie te maken heeft met een tekst en niet met losse woorden. De interpretatie van een taaluiting verandert al naar gelang de context waarin ze komt te staan. Maar het begrip "context" behelst een zekere mate van rekbaarheid bij de afbakening van de concrete contexten die voor de afzonderlijke taaluitingen gaandeweg in aanmerking worden genomen. Afhankelijk van de tijd waarover men voor een bepaalde vertaling kan beschikken en van de noodzaak tot nadere interpretatie die de opdrachtgever, de vertaler of beiden menen te moeten geven, kan de context uiteenlopen van een paar woorden tot de hele wereld van de betekenis.
Laten we een simultaantolk als voorbeeld nemen. Simultaanvertalen is wellicht de vertaalactiviteit waarbij de tijdsdruk zich het meest wreed laat voelen.. Op zijn best wordt de tolk voor hij met zijn werk begint in algemene termen ingelicht over het onderwerp van de gesprekken die hij zal moeten vertalen. Hij kan zich dan richten op dat onderwerp, de betekenissen die ermee samenhangen activeren en de waarschijnlijk niet terzake doende betekenissen onderdrukken.
Afgezien van deze algemene briefing heeft de tolk geen werktuigen ter beschikking om nadere analyse uit te voeren, want de vertaling moet vaak al naar buiten worden gebracht nog voordat de vertaler de mogelijkheid heeft om de doeltekst als geheel te bestuderen (we zouden beter kunnen zeggen: "er een blik op te werpen"). De context waarmee de simultaantolk rekening kan houden ten behoeve van de formulering van de doeltekst is uiterst beperkt, en de mogelijkheid door middel van herschepping coherentie in de doeltekst te brengen, is al even beperkt. Als we via een koptelefoon luisteren naar wat er op een congres wordt gezegd en we zinnen opvangen die niet helemaal grammaticaal kloppen, doordat de verschillende grammaticale, lexicale of syntactische elementen waaruit ze bestaan niet met elkaar overeenkomen, dan nemen we deze kleine ongemakken graag op de koop toe, als de snelheid waarmee de essentie van wat de spreker zegt wordt omgezet, maar op peil wordt gehouden.
Een in zekere zin tegenovergestelde situatie is die van de filoloog die bezig is met de kritische tekstuitgave van een klassieke tekst. De filoloog heeft heel veel tijd tot zijn beschikking. De elementen van de context waarmee hij zich bezighoudt lopen uiteen van teksten die de auteur kan hebben geraadpleegd of waardoor hij kan zijn beïnvloed tot historische gebeurtenissen waarvan hij mogelijk op de hoogte is geweest, filosofische leerstellingen die hem misschien hebben beïnvloed enzovoort.
Daarbij houdt het werk van de filoloog nog niet op. Hij kan namelijk in de loop van zijn werk ook afzonderlijke elementen van de tekst herzien in het licht van nieuwe veronderstellingen die hij doet als hij nieuwe verbanden ontdekt en nieuwe onderzoekingen verricht.
Waar komt het verschil tussen deze twee gevallen op neer in termen van vertaalproces, als we even niet letten op pragmatische of andere verschillen?
Het verschil is gelegen in de omvang van de eenheden waarin de brontekst wordt verdeeld.
We hebben aan het begin van dit hoofdstuk gezegd dat "interpretatie te maken heeft met een tekst en niet met losse woorden". Dat betekent dat interpreteren impliceert dat, ook al gebeurt dit onbewust, een tekst, een context wordt afgebakend, op basis waarvan de interpretatie plaatsvindt.
De natuurkunde kent het begrip "quant". Dit komt er in wezen op neer dat er een uiterst kleine maar variabele eenheid bestaat. Iets dergelijks is er aan de hand met de hoek waaronder we een tekst benaderen. Al naar gelang de mogelijke of gewilde graad van verdieping is de minimale teksteenheid waarnaar we kijken groter of kleiner, maar pas als we de omvang van een "tekstquant" bereiken, kunnen we de tekst interpreteren. Als we lezen is het heel moeilijk om het proces waar te nemen, maar wanneer we luisteren naar een simultaantolk, wordt het makkelijker om het te constateren. Wat de tolk zegt is niet homogeen en het spoort evenmin voortdurend met de woorden van de spreker, maar het verloopt met schokken en sprintjes. Als we proberen die brokstukken en de pauzes ertussen te volgen, of die nu wel of niet fonetisch worden afgezwakt door middel van ademstromen (zoals eeeh en uuuh) en versnellingen of vertragingen van het betoog, dan kunnen we horen van welke eenheden de tolk uitgaat, om daarna de brontekst te ontleden en stukje voor stukje de hercoderen.
Het volgende onderdeel of segment van het procédé – dat vrijwel geheel ontbreekt in het geval van de simultaantolk door de situatie waarin hij werkt, maar veel belangrijker is bij een schriftelijke vertaling – transformeert het product van de primaire bewerking tot een tekst.
Elke cultuur uit zich in de vorm van teksten die binnen die cultuur worden voortgebracht. In zekere zin is elke tekst een vertaling van de cultuur waarin hij ontstaat. Hij is, net als alle andere vertalingen, een gedeeltelijke actualisering van die cultuur. Elke tekst bevrucht de context waarin hij wordt gepubliceerd, omdat hij nieuwe elementen bevat, dat wil zeggen, elementen van iemand anders. De vernieuwing die een tekst tot stand brengt in de doelcultuur is gelegen in datgene wat verschilt van wat in die cultuur als vanzelfsprekend wordt aangenomen.
Is de tekst het product van een interlinguale vertaling, dan komt hij meestal uit een cultuur die in geografisch of politiek opzicht anders is dan de ontvangende cultuur. De vertaler kiest als bemiddelaar tussen beide culturen zijn vertaalstrategie en beslist zo in welke mate de tekst zich moet aanpassen aan de doelcultuur en in welke mate de cultuur zich moet aanpassen aan de tekst die zij ontvangt.
Het enige wat vaststaat is dat vanuit het standpunt van de taal de tekst zich moet aanpassen aan de ontvangende cultuur: daar is de vertaler immers voor aangezocht. (Ook dit principe is enigszins rekbaar, want een kleiner of groter percentage van de brontekst kan in de doeltekst in de oorspronkelijke taal behouden blijven.)
We hebben in het vorige deel van de cursus gezien dat er in de wereld van de droom eerst een individuele herinnering bestaat, die de opgedane indrukken weer oproept (de primaire bewerking), een persoonlijke samenvatting die niet met anderen kan worden gedeeld doordat een ander niet in staat wordt gesteld om de syntaxis te begrijpen van wat door de "eigenaar van de droom" wordt verteld. Pas daarna vindt een secundaire bewerking plaats, die dat vormeloze materiaal omzet in een samenhangende tekst, die op de buitenwereld kan worden overgedragen. Op analoge wijze hebben we ook bij de vertaling te maken met een primaire bewerking, waarna de omzetting tot een tekst plaatsvindt.
Los van de natuurlijke code van de doeltekst, kan de graad van aanpasbaarheid van de tekst variëren, al naar gelang de vertaler kiest voor een meer passende dan wel een meer aanvaardbare benadering. Het verschil is gelegen in de manier waarop de secundaire bewerking plaatsvindt.
Als we moeten werken met mentaal materiaal dat het resultaat is van de interpretatie van de brontekst om daar een samenhangende tekst van te maken, dan verkrijgen we volgens het criterium van de meer passende benadering een maximale beschrijving van de brontekst. De doeltekst, ook al is die goed leesbaar, verraadt duidelijk zijn eigen identiteit als doeltekst en bevindt zich in een ondergeschikte positie ten opzichte van de brontekst, waarvan hij een soort satelliet is.
Volgens het criterium van de aanvaardbare benadering voldoet de geproduceerde tekst aan de eis van maximale leesbaarheid. De aanvaardbare vertaling neigt ertoe haar identiteit als vertaalde tekst te verbergen en probeert door te gaan voor een origineel, waarbij de herschepping plaatsvindt volgens de canon van de ontvangende cultuur.
Bibliografische verwijzingen:
MARÍAS J. Negra espalda del tiempo, Punto de lectura, 2000 (oorspronkelijke editie 1998), ISBN 84-663-0007-7.
1 Marías 2000, p. 10.