5 - Het genereren van de tekst – deel twee
|
|
"[...] y además [la palabra] no se concibe sin ornamento, a menudo involuntario, lo hay hasta en la exposición más árida [...]."1.
De geest beschikt ook over een ander kortetermijngeheugen, een dienstgeheugen. Dat is een vluchtig geheugen dat zolang werkt als nodig is en een puur organiserende taak heeft. Het lijkt wel een beetje op het RAM van de computer, en wel om minstens twee redenen. Om te beginnen hangt van zijn capaciteit af hoeveel bewerkingen per tijdseenheid gelijktijdig kunnen worden uitgevoerd. Ten tweede wordt het RAM bij uitschakeling van de computer gewist. Bij de productie van een tekst dient dit kortetermijngeheugen er bijvoorbeeld voor om ideeën te organiseren terwijl een taaluiting wordt voorbereid. Daar het geheugen beperkt is, zijn vele veronderstellingen over hoe het genereren van een tekst in zijn werk gaat juist op deze eigenschap gebaseerd. De grenzen van ons kortetermijngeheugen bepalen onze strategische mogelijkheden tot zinsvorming en zijn daarmee, vooral in de gesproken taal, verantwoordelijk voor fouten of onnauwkeurigheden, zoals in de overeenkomst van persoon en uitgang, bij anakoloeten of bij foute syntactische verbindingen.
De overgang van de mentale inhoud naar de geschreven tekst kunnen we als volgt beschrijven:
- vaststelling van de elementen die een rol spelen bij het onderscheiden van de te uiten inhoud van soortgelijke "inhouden";
- bepaling van de redundante elementen;
- keuze van de woorden (lexicalisering) en aandacht voor hun onderlinge samenhang (interne verwijzingen);
- keuze van de grammaticale constructies;
- lineaire volgorde van de woorden;
- deel van de discours;
- complexiteit van de zin;
- voorzetsels en andere functiewoorden;
- definitieve vorm2.
Door de beperkingen van het geheugen worden de zinnen stap voor stap gevormd, waarbij ontwerp en uitvoering door elkaar heenlopen. Terwijl één deel van de uiting wordt gerealiseerd, wordt het volgende ontworpen: "we denken terwijl we spreken en terwijl we spreken, denken we"3. Er zijn meerdere raakpunten tussen taal en waarneming: beide zijn samenstellende procédé’s, beide moeten voldoen aan voorwaarden van goede vorm en volledigheid (in de zin van de Gestalt-psychologie: het functioneren verloopt via chunks, door middel van perceptieve structuren)4.
Een belangrijke fase voor het genereren van de tekst vormt de keuze van de woorden waarin de boodschap gecodeerd wordt. Michael Zock, onderzoeker bij het Franse CNRS zegt het volgende. Bevestigen dat er een precieze chronologische volgorde bestaat volgens welke eerst gedachten worden gevormd en pas daarna geschikte woorden worden gekozen om ze te uiten, heeft twee implicaties: dat de gedachte altijd en volledig aan de taal vooruitgaat en dat de gedachte al helemaal gecodeerd en gespecificeerd is voordat lexicalisering optreedt5. De veronderstelling van Zock is echter dat ook de linguïstische codering invloed heeft op de modellering van de inhoud, dat wil zeggen, dat wederzijdse interactie bestaat tussen inhoud en taal.
Als we het proces van het genereren van de tekst opvatten in termen van intersemiotische vertaling van het mentale in het verbale, dan genereert de toepassing van de woorden op de mentale inhoud, op haar beurt een inhoud. Zo wordt het proces ingewikkelder en verloopt in twee richtingen. Daar de keuze van bepaalde woorden de inhoud van de boodschap die men wil overbrengen verandert, beïnvloedt die keuze zowel de structurering van de eigenlijke boodschap, die wegen kan inslaan die vóór de verbalisering ondenkbaar waren, als de revisies die vooraf gaan aan de definitieve vormgeving (als er al één bestaat: de hypertekstualisering van de communicatie, de hoge mate van technische overdraagbaarheid van informatie maakt dat we steeds minder kunnen spreken van "definitieve vormen" en steeds vaker te maken hebben met work in progress).
Zoals we al zagen toen we ons bezighielden met de interpretant en de individuele, subjectieve component ervan, bestaat er geen precieze of constante of universele overeenkomst tussen woorden en de mentale aura van de betekenis, of, zoals Zock het zegt,
Het is niet mogelijk om de overeenkomsten tussen woorden en hun conceptuele tegenhangers in kaart te brengen, of te wel, er bestaat geen één-op-één overeenstemming tussen begrippen en woorden: een bepaald woord kan meer dan één begrip uitdrukken6.
Dat impliceert dat de keuze van een woord of een combinatie van woorden niet alleen de manier verandert waarop een inhoud wordt geuit, maar ook de inhoud zelf van de uiting. Deze bewering bevestigt vanuit psychologisch en psycholinguïstisch standpunt de stelling die de Russische formalisten als eersten en later ook de structuralisten formuleerden, en die vervolgens in de jaren zestig heeft geleid tot een hernieuwde belangstelling voor de tekstsemiotiek: dat het niet mogelijk is een duidelijk onderscheid te maken tussen vorm en inhoud, omdat de vorm inhoud IS, en de inhoud ook in de vorm is gelegen.
Natuurlijke talen zijn, anders dan kunsttalen, hoogst flexibel. De verschillende componenten (de begripsmatige, lexicale en syntactische) vertonen sterke onderlinge afhankelijkheid, en elk kan invloed uitoefenen op de andere. Het voordeel van deze heterarchische architectuur is dat ze verschillende ordes van verwerking van de gegevens toelaat. Zo kan de lexicale keuze bijvoorbeeld voorafgaan aan de keuze van de syntactische structuur, en omgekeerd7.
Bibliografische verwijzingen:
BATEMAN J. & ZOCK M. Natural Language Generation, in R. Mitkov (ed.), Handbook of Computational Linguistics, Oxford University Press, 2001.
MARÍAS J. Negra espalda del tiempo, Punto de lectura, 2000 (oorspronkelijke uitgave 1998), ISBN 84-663-0007-7.
ZOCK M. Holmes meets Montgomery: an unusual yet necessary encounter between a detective and a general, or, the need of analytical and strategic skills in outline planning, in VI Simposio Internacional de Comunicacion Social, Santiago de Cuba, 1999, p. 478-483.
ZOCK M. The power of words, in Message Planning, 16th International Conference on Computational Linguistics (COLING), Copenhagen, 1996, p. 990-5.
ZOCK M. Sentence generation by pattern matching: the problem of syntactic choice, in R. Mitkov & N. Nicolov (eds.), Recent Advances in Natural Language Processing. Series: Current Issues in Linguistic Theory, Amsterdam, Benjamins, 1997, p. 317-352.
1 Marías 2000, p. 10.
2 Bateman en Zock 2001.
3 Zock 1997, p. 327 (voetnoot).
4 Zock 1997, p. 328.
5 Zock 1996, p. 990.
6 "[...] words cannot be directly mapped on their conceptual counterpart, that is, there is no one-to-one correspondence between concepts and words: a given word may express more than a single concept […]." Zock 1996, p. 990.
7 "Natural languages, as opposed to artificial languages, are very flexible. The different components (conceptual, lexical and syntactic) are highly interdependent, each component possibly influencing the others. The advantage of such heterarchical architecture is that it allows for various orders of data processing. For example, lexical choice may precede the choice of syntactic structure and vice versa." Zock 1997, p. 326.
|
|
|
|
|