Wij zijn vrij uitgebreid ingegaan op de mentale aspecten van de processen van lezen, schrijven en vertalen. Wij zullen nu minder individuele aspecten van de uitwisseling (vertaling) van informatie bekijken, om te zien wat er in werkelijkheid gebeurt wanneer taal verschillende individuen met elkaar in verbinding brengt. Hierbij zullen wij vooral uitgaan van de publicaties van Romàn Jakobsón, de grote Russische geleerde met zijn levendige interdisciplinaire belangstelling, die een belangrijke bijdrage heeft geleverd aan een indrukwekkend aantal disciplines, waaronder de taalkunde, de semiotiek, de literatuurwetenschap en de vertaalwetenschap.
In een essay uit 1958 met de titel Closing Statements: Linguistics and Poetics, dat na ruim veertig jaar nog weinig aan belang heeft ingeboet, heeft Jakobsón de zes elementen die communicatie kenmerken en de zes overeenkomstige functies onderzocht.
De zender (addresser) is de persoon die de boodschap zendt en zich richt tot een ontvanger (addressee) binnen een zekere context. De volgende schema´s zijn ontleend aan een tekst van Jakobsón:
factors involved in verbal communication1 :
CONTEXT |
ADDRESSER ------------- MESSAGE ------------- ADDRESSEE |
CONTACT |
CODE |
six basic functions of verbal communication2:
REFERENTIAL |
EMOTIVE ------------- POETIC ------------- CONATIVE |
PHATIC |
METALINGUAL |
De referentiële functie
De context is fundamenteel. In de meeste gevallen verliezen beweringen (hun) betekenis indien ze uit hun context worden gelicht, of worden ze op zijn minst zeer dubbelzinnig. Dit is vooral te wijten aan het feit dat communicatie heel economisch is en ertoe neigt niet in details te treden en aspecten van de boodschap als bekend te veronderstellen, waardoor ze geïmpliceerd worden, dat wil zeggen, gedicteerd door de context. Als in een tram de controleur zegt: «De kaartjes alstublieft!», hoeft hij niet uit te leggen over wat voor kaartjes hij het heeft; dat blijkt duidelijk uit de context.
1 Jakobsón 1960, p. 353. - 1966, p. 185.
2 Jakobsón 1960, p. 357. - 1966, p. 191.
Komen wij bijvoorbeeld de volgende bewering tegen:
Is het veilig?
dan blijft buiten een context de bewering ambigu, polyvalent: zij kan verschillende gegevens of situaties als bekend veronderstellen en verwijzen naar een onbepaald aantal personen of zaken. Dit overkomt Babe, de hoofdpersoon van William Goldmans roman Marathon man, wanneer hij wordt ondervraagd met het doel dat hij iets bekent wat hij niet kan bekennen omdat hij het niet weet. Zijn beul blijft hem in de originele tekst maar vragen, «Is it safe?», en Babe antwoordt op alle mogelijke wijzen, waarbij hij aan de vraag alle mogelijke betekenissen hecht, om erin te slagen de foltering te beëindigen. Maar de beul lijkt bewust gebruik te maken van de ambiguïteit van de vraag om enerzijds steeds dezelfde, hardnekkig herhaalde zin te kunnen herhalen en anderzijds met één zin een polyvalente vraag te kunnen stellen, waarbij hij druk uitoefent op de ondervraagde om hem aan het praten te krijgen.
Uit dit voorbeeld blijkt heel goed wat de referentiële functie inhoudt waarover Jakobsón het heeft en hoe belangrijk de context van de bewering is.
Ook in de taal van de reclame kan de dubbelzinnigheid van een uit haar context gelichte bewering nuttig zijn voor de polysemie en de interpretatieve dubbelzinnigheid die haar eigen zijn.
De emotieve functie
De op de afzender gerichte functie wordt emotief of expressief genoemd. Het gaat hier om dat deel van de boodschap dat informatie verstrekt over de persoon die de boodschap verzendt, over de "ik" van de communicatieve situatie. Jakobsón geeft als kenmerkend voorbeeld van de emotieve functie tussenwerpingen, die volgens de geleerde geen elementen van de zin zijn, maar afgeronde zinnen. «Poeh», «hopla», «ojee» zijn feitelijk complete uitdrukkingen: ze kunnen afzonderlijk worden uitgesproken en geven een precies idee van de geestesgesteldheid van de zender. «Een individu dat expressieve elementen gebruikt om ironie of verontwaardiging duidelijk te maken, draagt duidelijke informatie over [...]»3.
Ook de intonatie van de boodschap kan een vorm zijn waarin de emotieve functie tot uiting komt. Jakobsón vertelt over een zin die vijftig keer door een acteur werd uitgesproken om vijftig verschillende situaties over te brengen die door het publiek telkens werden ontcijferd. Ook de emotieve functie is dus van fundamenteel belang om een boodschap te doen overkomen.
De conatieve functie
Om ons tot de fundamentele driehoek te beperken, kijken wij nu naar de conatieve functie, dat wil zeggen naar de functie die op de ontvanger is gericht. Deze, de "jij" van de boodschap, kan impliciet zijn, maar kan ook worden benadrukt, en dat gebeurt met name in de vocatief en imperatief. Bij de vocatief omdat de ontvanger wordt aangeroepen («Hoor mij, o Heer!»), bij de imperatief omdat daar een bevel mee wordt gegeven («Rot op jij!»).
«Conatief» komt van het Latijnse werkwoord conari, «pogen», en betekend «overredend». Inderdaad hebben zowel de bevelen van de imperatief als de aanroepingen van de vocatief tot doel de ontvanger ertoe te brengen iets te doen.
In de volgende lessen zullen wij nader ingaan op de overige drie functies van de verbale communicatie.
3 Jakobsón 1966, p. 186.
Bibliografie
GOLDMAN W. Marathon man. New York, Delacorte Press, 1974.
JAKOBSÓN R. Essais de linguistique générale. vol. 2, Rapports internes et externes du langage.
Paris. Les Editions de Minuit, 1973.
JAKOBSÓN R. Concluding statement: Linguistics and poetics. In Style in language.
uitgeg. door T. Sebeok, p. 350-377. New York, Wiley, 1960. Ital. vert. in Jakobsón 1966.
JAKOBSÓN R. Poetica e poesia. Questioni di teoria e analisi testuali. [Poëtica en poëzie. Problemen van theorie en analyse van de tekst]
Inleiding door R. Picchio. Vert. door G. L. Bravo, R. Buzzo Margari, M. Contini, L. Fontana, C. Graziadei, M. Lenzi.
Torino, Einaudi, 1985. ISBN 88-06-57489-2.
JAKOBSÓN R. Saggi di linguistica generale. [Essays over algemene linguïstiek]
Uitgegeven door L. Heilmann, vert. door L. Heilmann en L. Grassi. Milano, Feltrinelli, 1966. 5e druk,
|