Logos Multilingual Portal

12. Verbale communicatie - Deel Drie

HomeTerugVooruit


Wij komen nu op de drie andere polen van het communicatieschema en de drie daarmee samenhangende functies:

  1. boodschap (poëtische functie)
  2. contact (fatische functie)
  3. code (metalinguïstische functie)

De factoren van de verbale communicatie1:

CONTEXT
ADDRESSER ----------- MESSAGE ----------- ADDRESSEE
CONTACT
CODE

de zes basisfuncties van de verbale communicatie2:

REFERENTIAL
EMOTIVE ----------- POETIC ----------- CONATIVE
PHATIC
METALINGUAL

De poëtische functie (Deze is gericht op de boodschap.)
In de vorige les is opgemerkt dat een taaluiting tot stand komt door selectie (paradigmatische as) en combinatie (syntagmatische as). Jakobsón zegt voorts: «De poëtische functie projecteert het principe van equivalentie van de as van de selectie op de as van de combinatie»3. In eenvoudiger taal kunnen wij zeggen dat in de poëzie soms de principes van de syntactische constructie in de steek worden gelaten, de "regels" die bepaalde typen aangrenzendheid verhinderen met voeten worden getreden en de syntagmatische constructie (de versbouw) tot stand komt door te putten uit het paradigmatische repertoire. Een voorbeeld:

Deiner ew'gen Gattin
heilige Ehre
Von Menschen verlacht
verlustig der Macht,
gingen wir Götter zugrund:
würde heut'nicht her und
herrlich mein Recht
gerächt von der mutigen
Maid


1 Jakobsón 1987, p. 66. Jakobsón 1966, p. 185.
2 Jakobsón 1987, p. 71. Jakobsón 1966, p. 191.
3 Jakobsón 1987, p. 71.


In dit fragment van de tekst van Wagners muziekdrama Die Walküre (Tweede bedrijf) doet Wotans eega Fricka een beroep op haar man om haar eer te verdedigen. Wagners verzen zitten vol klanksuggestie, maar tevens woordspelingen met krachtige inhoudelijke implicaties (Räche, wraak, ziet Fricka als bijna homofoon en bijna synoniem met Recht, en het uitlachen - verlachen - van de goden is haar een soort Lustigkeit die tot Verlust, verlies, van haar macht leidt. Als enige bescherming van de eeuwige waarden en de onsterfelijkheid van de goden zelf - deze vallen voor Fricka samen - kan het schild van de oppergod nog dienen. Zo ontstaat een subtiel web van associaties en assonanties tegelijk. De poëtische boodschap ontleent zijn kracht, los van syntactische verbanden, aan de plaatsing van de woorden, het metrum, de paronomasia, de verplaatsingen en parallellismen. Je hoeft dit voorbeeld maar in proza om te zetten om je te bewust te worden van alles wat dan niet "meekomt". In de Italiaanse versie van de cursus wordt een ander voorbeeld virtuoos geanalyseerd.

Uit deze voorbeelden blijkt dat de poëtische functie gericht is op de boodschap: de boodschap wordt belangrijk als zodanig, als het ware los gezien van de andere vijf polen van de communicatie.

Wij moeten bedenken dat de poëtische functie ook in een prozatekst aanwezig kan zijn. In dat geval is de poëtische functie niet de overheersende, maar kan men haar waarnemen onder de lagen van de andere, belangrijkere functies. Een voorbeeld uit de tekst van Jakobsón waar wij ons mee bezig houden:

«[...] in metalanguage the sequence is used to build an equation, whereas in poetry the equation is used to build a sequence»4. Wij zien dat de beide zinnen een parallelle opbouw hebben, en worden gescheiden door het woord «whereas», terwijl «sequence» en «equation» als chiasme (volgorde S-E-E-S) in de zin zijn geplaatst. Parallellisme en chiasme behoren tot de poëtische functie, ook al valt de tekst onder het genre van de essayistiek, waarbij de poëtische waarde duidelijk op de tweede plaats komt.


4 Jakobsón 1987, p. 71.


De fatische functie
Sommige boodschappen zijn van marginaal belang ten opzichte van de BOODSCHAP die de kern vormt van het hierboven weergegeven schema. Het zijn "dienstberichten", om zo te zeggen, die vooral tot taak hebben om het contact met de geadresseerde te bewaren. Als voorbeeld kan men zinnen geven die voorkomen in een telefoongesprek, zoals «Hallo?» of «Hoor je me?», of ook zinnen die tot doel hebben een gesprek te verlengen. De typische zinnen die mensen uitwisselen bij de bushalte of in de lift, waarin contact een doel op zich vormt, en dient om de gêne te overwinnen van het een paar minuten moeten doorbrengen in stilte, maar wel in gezelschap van anderen: «Een mooie dag, hè?». In werkelijkheid gaat onder de vraag puur het verlangen schuil om te communiceren, ongeacht het onderwerp. «Maar gisteren stond er minder wind» is een antwoord dat in werkelijkheid betekent: «ja, ik ben bereid met jou in contact te blijven».

Het woord «fatisch» komt van het Griekse woord "phatikós", dat «bewering, uiting» betekent.

Jakobsón zegt dat een kind nog voor het leert spreken zich de fatische functie eigen maakt: wanneer het begrijpt dat als het een lettergreep of klinker uitspreekt er iemand is die daarop reageert, die met hem in contact treedt door te antwoorden, door hardop te interpreteren wat hij zegt, door een blik uit te wisselen (oogcontact), wordt het gestimuleerd om zelf klanken voort te brengen met het doel een contact te vestigen (preverbale communicatie).

De metalinguïstische functie
Wanneer taal wordt gebruikt voor mededelingen die de taal (code) zelf betreffen, spreekt men van metalinguïstische communicatie. Een voorbeeld zou kunnen zijn: «Maar wat zeg je? Spreekt je Fries of zo?».

Een ander geval waarin deze functie tot uiting komt, is wanneer de taal gebruikt wordt om de betekenis van een woord uit te leggen. In dit geval gaat het om autonomie, dat wil zeggen om een woord dat niet verwijst naar zijn betekenis (om met een bekende term van De Saussure te spreken: de signifié), maar naar zichzelf, naar het teken (de signifiant):

Onder «metalinguïstische functie» wordt een uiting verstaan waarin de geadresseerde informatie vraagt of verstrekt over de code.

In ons voorbeeld veronderstellen we dat de lezer de betekenis van de term «metalinguïstische functie» niet kent en daarom op zoek gaat naar een verklaring. En het is duidelijk dat de taaluiting niet kan verwijzen naar haar betekenis, omdat wij immers veronderstellen dat de lezer die niet kent.

 

Bibliografie

JAKOBSÓN R. Essais de linguistique générale. vol. 2, Rapports internes et externes du langage. Paris. Les Editions de Minuit, 1973.

JAKOBSÓN R. Concluding statement: Linguistics and poetics. In Style in language. uitgegeven door T. Sebeok, p. 350-377. New York, Wiley, 1960.

JAKOBSÓN R. Linguistics and poetics. In Language in Literature. Uitgegeven door K. Pomorska e S. Rudy, p. 62-94. Cambridge (Massachusetts), Harvard University Press, 1987. It. vert. in Jakobsón 1966, p.181-218.

JAKOBSÓN R. Poetica e poesia. Questioni di teoria e analisi testuali. [Poëtica en poëzie. Problemen van theorie en analyse van de tekst] Inleiding van R. Picchio. Vertalingen van G. L. Bravo, R. Buzzo Margari, M. Contini, L. Fontana, C. Graziadei, M. Lenzi. Torino, Einaudi, 1985. ISBN 88-06-57489-2.

JAKOBSÓN R. Saggi di linguistica generale. [Essays over algemene linguïstiek] Uitgegeven door L. Heilmann. Vert. door L. Heilmann en L. Grassi. Milano, Feltrinelli, 1966. 5e editie, 1994, ISBN 88-07-10047-9.

JAKOBSÓN R. Two Aspects of Language. In Language in Literature. Uitgegeven door K. Pomorska e S. Rudy, p. 95-114. Cambridge (Massachusetts), Harvard University Press, 1987. It. vert. in Jakobsón 1966, p. 22-45.

SCIALOJA T. La mela di Amleto. [Hamlet's appel] Milano, Garzanti, 1984.



OP HET NET
(Engels)
JAKOBSÓN


OP HET NET
(Italiaans)
SCIALOJA T

Quando la tartaruga vuol ballare il tango


 



HomeTerugVooruit