Logos Multilingual Portal

20. Het vertaalproces - Deel Twee

HomeTerugVooruit


Het vertaalproces wordt gekenmerkt door een analytische fase en een synthetische fase. In de analytische fase richt de vertaler zich op de brontekst om die in al zijn facetten te begrijpen. In de synthetische fase wordt de brontekst geprojecteerd op de lezer, of beter nog, op het idee dat de vertaler heeft van de ideale lezer (ook wel modellezer genoemd) van de doeltekst

[...] de tekst postuleert de medewerking van de lezer als eigen conditie voor verwezenlijking. Duidelijker nog: een tekst is een product waarvan de interpretatie deel moet uitmaken van het generatief mechanisme van dat product: een tekst genereren betekent een strategie uitvoeren die rekening houdt met de zetten van de andere partij - net als trouwens elke strategie dat doet1.

Met andere woorden zegt Umberto Eco ons dat wij bij het creëren van een tekst (Eco heeft het niet over vertalingen, maar wat hij zegt geldt ook voor ons geval) de zetten van de lezer voorzien, en daarmee het bestaan van een model-lezer vooropstellen:

De Model-lezer is een geheel van gelukkige omstandigheden in tekstvorm, waaraan moet worden voldaan opdat een tekst volledig tot zijn recht komt in zijn potentiële inhoud2.

Dat betekent dat de vertaler bij het opstellen van zijn vertaalstrategie de brontekst projecteert op een model-lezer, een ideale lezer die hij afleidt uit de relatie tussen de brontekst en de cultuur die de doeltekst moet ontvangen. Niemand van de concrete of empirische lezers kan echter volledig samenvallen met de model-lezer. En wat Eco ons zegt, is dat hoe meer de empirische lezer X zich verwijdert van het gepostuleerde model, des te onvolkomener de verwezenlijking van de potentiële inhoud van de tekst is, met andere woorden, des te minder compleet het genot of het begrip van de tekst is.

Dit gebeurt dus in de synthetische fase van het vertaalproces.

Wij willen, zoals we later in de cursus nader zullen toelichten, geen tegenstelling hanteren tussen "vrije" en "letterlijke" vertaling, ook omdat wij er niet van overtuigd zijn dat deze beide typen vertaling met wetenschappelijke maatstaven kunnen worden gedefinieerd. Wij komen hier dus nog op terug. Veel interessanter lijkt het ons echter om ons te concentreren op de dominant van de vertaling: een vertaalproces kan gericht zijn op de analytische fase (en dan is de dominant van de vertaling de aandacht voor de auteur van de brontekst en voor de vertaler) of op de synthetische (en in dat geval is de dominant van de vertaling de aandacht voor de model-lezer van de doeltekst)3. Van Leuven Zwart spreekt met bondiger termen van doeltekst-gericht c.q. brontekst-gericht vertalen. De dominant van de brontekst en de dominant van de doeltekst kunnen natuurlijk ook niet samenvallen.

De beide polen waarop het vertaalproces zich kan richten, worden door Toury het beginsel van overeenkomstigheid of adequaatheidsprincipe en het beginsel van aanvaardbaarheid of acceptabiliteitsprincipe genoemd4. De adequaatheid is de mate waarin volgens de vertaler de doeltekst overeenkomt met de brontekst, mede rekening houdend met de gedragscode van de vertaler. De acceptabiliteit wordt daarentegen gezien in relatie tot de cultuur die de doeltekst ontvangt: een vertaling die overdreven hangt naar de overeenkomstigheid kan onaanvaardbaar zijn, in de zin dat er geen concrete expressie van haar model-lezer bestaat.

Dit betoog is een beetje abstract; daarom moeten we een enkel voorbeeld geven om de draad van het betoog niet kwijt te raken. Een van de meest vertaalde boeken ter wereld (misschien wel het meest vertaalde) is de Bijbel. De vertalingen die vóór de tijd van Luther werden gemaakt, streefden meestal naar de pool van de overeenkomstigheid, en dit om een zeer simpele reden: omdat het voor zowel joodse (althans, voor wat de Tenach, het Oude Testament, betreft) als christelijke en islamitische gelovigen een heilig boek is, hechtten de vertalers niet alleen heel veel waarde aan de inhoud ervan, maar ook aan de vorm, aan de klank, en trachtten zij dus om er een vertaling van te geven die zo dicht mogelijk bij de letter van het origineel bleef.

Luther besefte dat de Duitse vertaling van de Bijbel onbegrijpelijk was voor de meeste gelovigen in het Duitse taalgebied, en dat daarmee een kloof ontstond tussen Kerk en kerkganger. Daarom stelde hij een begrijpelijker vertaling voor:

Ik heb Duits willen spreken en geen Latijns of Grieks, omdat ik mij had voorgenomen Duits te spreken in mijn. [...] Men moet niet aan het Latijn vragen hoe je Duits moet spreken, zoals deze ezels doen, maar je moet dat aan een huisvrouw vragen, aan kinderen op straat, aan het volk op het marktplein, en naar hun mond kijken om te weten hoe ze spreken en dan dienovereenkomstig vertalen. Dan begrijpen ze het en merken ze dat we Duits tegen ze spreken108.5.

Deze werkwijze werd door de Kerk van Rome als heiligschennis gezien, en was een van de redenen waarom Luther in de ban werd gedaan. Zo ontstonden de Lutherse Kerk en de protestantse gezindten. Later is echter ook de Rooms-katholieke Kerk van koers veranderd en heeft haar gelovigen steeds begrijpelijker vertalingen voorgeschoteld in een vorm die steeds dichter bij de pool van het aanvaardbare kwam te liggen.

Toch wordt de Bijbel ook de laatste tijd nog steeds opnieuw vertaald, ook op een manier die polemiseert met de gebruikelijke vertalingen, die als te traditioneel of juist als te conformistisch worden ervaren. In het Nederlandse taalgebied is de Goed Nieuws-Bijbel een voorbeeld van de eerste benadering, die het dagelijkse, eigentijdse taalgebruik vooropstelt en zo aansluiting zoekt bij de traditie van Luther en de pool van de aanvaardbaarheid. In het Italiaans is de romanschrijver en hebraïst Erri De Luca op de tegenovergestelde wijze te werk gegaan en heeft hij gekozen voor de pool van de overeenkomstigheid. In de vertaling van deze eigenzinnige auteur, die ook in de taal van zijn romans bijzondere effecten bereikt, ontbreekt soms het werkwoord of een verwijzing naar de verhalende context. Voor wie het Italiaans kent, verwijzen wij voor voorbeelden naar de Italiaanse versie van deze cursus. Aan de hand van deze verschillen in benadering wordt duidelijk hoe verstrekkende gevolgen de ideologische keuzes van de vertaler of uitgever van een tekst kunnen hebben voor de vorm van de vertaalde tekst.

 

Bibliografie

DE LUCA E. Esodo/Nomi. Milano, Feltrinelli, 1994. ISBN 88-07-82093-5. [Het gaat om de vertaling van de boeken Shemoth (Exodus) en Be-Midbar (Numeri) van de Thora.]

ECO U. Lector in fabula. La cooperazione interpretativa nei testi narrativi. Milano, Bompiani, 1991. ISBN 88-452-1221-1. Nederlandse vertaling: Lector in fabula: de rol van de lezer in narratieve teksten, vert. door Y. Boeke en P. Krone, Amsterdam, Bert Bakker 1989.

VAN LEUVEN ZWART, K., Vertaalwetenschap: ontwikkelingen en perspectieven, Muiderberg, Coutinho, 1992.

LUTHER, M. Sendbrief vom Dolmetschen. Van deze brief is geen tekstuitgave bekend. De werken van Luther worden in het Duits uitgegeven in de Kritische Gesammtausgabe, Weimar 1889 => heden.

TOROP P. La traduzione totale. Uitgegeven door B. Osimo. Modena, Logos-Guaraldi, 2000. ISBN 88-8049-195-4. Oorspr. titel Total´nyj perevod [De totale vertaling]. Tartu, Tartu Ülikooli Kirjastus [Publicaties van de Universiteit van Tartu], 1995. ISBN 9985-56-122-8.

TOURY G. In Search of a Theory of Translation, Tel Aviv, The Porter Insistute for Poetics and Semiotics, 1980.


1 Eco 1991, p. 54. Cursivering van de auteur.
2 Eco 1991, p. 62. Cursivering van de auteur.
3 Torop 1995, p. 106.
4 Toury 1980.
5 Luther 1530, p. 106.



OP HET NET
(Engels)
TOROP P.


 



HomeTerugVooruit