Om het vertalen als activiteit te begrijpen, is het noodzakelijk eerst te verduidelijken wat men onder «taal» en onder «cultuur» verstaat en wat de relaties zijn tussen taal en cultuur. Een benadering van de vertaling die alleen met linguïstische aspecten rekening houdt, is al lang ondenkbaar geworden, en analoog is een benadering die voor die aspecten blind is en zich uitsluitend met onderlinge relaties tussen culturen bezighoudt net zo onaanvaardbaar. Binnen de wereld van de vertaalwetenschap kunnen deze extremistische uitgangspunten misschien wel bestaan, maar ze zouden leiden tot een eenzijdige visie, zoals Witherspoon kernachtig zegt:
«If we look at culture from a linguistic point of view, we get a one-sided view of culture. If we look at language from a cultural point of view, we get a one-sided view of language»1 .
De bekende geleerde Peeter Torop (zie les 16) van de Universiteit van Tartu in Estland, die zich bezighoudt met op vertaalkunde toegepaste semiotiek, stelt in zijn voortreffelijke essay De totale vertaling2, dat inmiddels ook in Italiaanse vertaling is verschenen bij Logos, dat men onder «taal» de hele cultuur kan verstaan, als men zijn toevlucht neemt tot een stijlfiguur die bekend staat als «pars pro toto», waarbij een deel (de taal) wordt genoemd om het geheel (de cultuur) aan te duiden. In dit geval kunnen we spreken over een "linguïstische" benadering van de vertaling, zoals wij in Jakobsón hebben gezien, maar dat kan alleen omdat Jakobsóns begrip «linguïstiek» uitgebreider is dan gewoonlijk en ook vele andere disciplines omvat, zoals semiotiek, culturele antropologie, narratologie en literatuurwetenschap.
In een tweede mogelijke opvatting wordt de «taal» niet gezien als onderwerp van onderzoek als zodanig, maar als metataal, dat wil zeggen als taal die wordt gebruikt als instrument om een andere code te beschrijven, namelijk die van de cultuur: met andere woorden, volgens deze opvatting zou taal een instrument zijn om de cultuur te beschrijven waartoe hij behoort.
Volgens Torop bestaat er ook een derde mogelijkheid om de taal te beschrijven, namelijk door hem te zien als een van vele semiotische systemen die actief zijn in het gebied van een bepaalde cultuur. Onder «semiotisch systeem» verstaat men een systeem van tekens, zoals de muziek, de schilderkunst en dus ook de natuurlijke taal, de taal tout court. Om het vertalen als activiteit te analyseren, moeten wij geen van deze drie opvattingen van het begrip taal uit het oog verliezen.
Als wij tegelijkertijd rekening houden met culturele en linguïstische verschillen en spreken over vertaalbaarheid in algemene termen, zonder stil te staan bij specifieke werken of specifieke gevallen, dan moeten wij tevens rekening houden met het feit dat twee talen meer of minder naar elkaar vertaalbaar kunnen zijn, omdat ze op een van de volgende vier wijzen van elkaar kunnen verschillen:
1) talen die noch de cultuur noch de taal zelf met elkaar gemeen hebben, zoals de taal der Eskimo's en het Engels, het Chinees en het Italiaans, het Iers en het Duits;
2) talen met een overeenkomstige linguïstische structuur maar een verschillende culturele achtergrond, zoals het Tsjechisch en het Slowaaks. In dit geval gaat het om twee Slavische talen, maar het grondgebied van het tegenwoordige Tsjechië en dat van Slowakije zijn langere tijd van elkaar gescheiden geweest dan dat ze samen één land hebben gevormd. Bohemen heeft verschillende perioden van zelfstandigheid gekend, maar heeft ook lange tijd deel uitgemaakt van Duits gebied, terwijl Slowakije lange tijd behoorde tot Oostenrijk-Hongarije. Ook tot deze categorie kunnen wij, als wij rekening houden met de culturele ontwikkelingen van de laatste eeuwen, de verschillen tussen het Engels van Groot-Brittannië en het Engels van Noord-Amerika rekenen, gebieden die voor de komst van internet en de mondiale cultuur onafhankelijke linguïstische ontwikkelingen hebben gekend;
3) talen met een volledig verschillende linguïstische structuur maar een verwante culturele achtergrond, zoals het Hongaars en het Slowaaks; de eerstgenoemde taal behoort tot de Finoegaritische talen, een groep waarvan ook talen als het Fins en het Ests deel uitmaken, terwijl het Slowaaks een Slavische taal is; maar vaak zijn beide streken door een zelfde centrale regering bestuurd (het Koninkrijk Hongarije of de reeds vermelde Oostenrijks-Hongaarse Donaumonarchie);
4) talen met een soortgelijke linguïstische structuur en een verwante culturele achtergrond, zoals het Italiaans en het Frans3. Het zijn beide Neo-Latijnse talen en ook tussen de beide volkeren hebben altijd veelvuldige en intensieve culturele contacten bestaan. Natuurlijk is deze relatie nog sterker te vinden tussen het Nederlands en het Fries.
Wanneer wij ons, in plaats van te kijken naar combinaties van talen en culturen, concentreren op een bepaalde tekst, onderscheidt Torop vier verschillende soorten relaties tussen taal en cultuur. Het gaat hier om:
1) teksten in één taal en één cultuur;
2) teksten in één taal maar van multiculturele aard (waarin ook binnen één samenleving verschillende culturen aan het woord komen), zoals bijvoorbeeld in Fleurs bleus van Queneau, waar twee verhalen bij elkaar komen die zich afspelen in ver uiteenlopende historische perioden en in twee uiteenliggende segmenten van de maatschappij;
3) meertalige maar monoculturele teksten (waarmee men bijvoorbeeld mee te maken krijgt als binnen de beschrijving van dezelfde gebeurtenissen verschillende dialecten worden gebruikt, zoals in de romans van de Siciliaanse schrijver Andrea Camilleri en in andere voorbeelden die wij in les 5, Vreemde taal en linguïstisch zelfbewustzijn, hebben gegeven);
4) meertalige en multiculturele teksten (zoals bijvoorbeeld in L.N. Tolstoj's roman Oorlog en vrede, waarin naast het Russisch ook het Frans wordt gebruikt om verschillende aspecten en verschillende klassen uit de Russische samenleving en de persoonlijkheid van Napoleon te beschrijven).
Hoe wij ook kiezen voor een bepaalde benadering van de analyse van de vertaalbaarheid van een tekst naar een andere taal en cultuur, het is belangrijk te beseffen dat ook in minder gunstige omstandigheden (culturele afstand, taalkundige verschillen, complexiteit en heterogeniteit van de tekst), het taalinstrument, de natuurlijke taal, de taal van de mens, theoretisch altijd in staat is om uit een andere taal en/of cultuur afkomstige elementen uit te drukken. De belangrijke voorwaarde hiertoe vormt het bewustzijn van de vertaler: hij is het die op de hoogte moet zijn van de verschillen tussen talen en culturen om aan de hand daarvan vertaalstrategieën toe te passen teneinde de talrijke problemen op het gebied van vertaalbaarheid het hoofd te bieden.
Bibliografie
KRUPA V. Some remarks on the translation process, in Asian and African Studies, n. 4, Bratislava 1968 [1969].
TOROP P., La traducibilità [vertaalbaarheid], vert. door Bruno Osimo, in Testo a fronte, n. 20, Milano, maart 1999, Marcos y marcos, p. 5-47. ISBN 88-7168-249-1.
TOROP P. La traduzione totale. Uitgegeven door B. Osimo. Modena, Logos-Guaraldi, 2000. ISBN 88-8049-195-4. Oorspr. titel Total´nyj perevod [De totale vertaling]. Tartu, Tartu Ülikooli Kirjastus [Publicaties van de Universiteit van Tartu], 1995. ISBN 9985-56-122-8.
WITHERSPOON G. Language in culture and culture in language, in International Journal of American Linguistics, vol. 46, n. 1, 1980.
1 «Kijken we naar de cultuur vanuit een taalkundig gezichtspunt, dan verkrijgen we een eenzijdig beeld van de cultuur. Kijken we naar de taal vanuit een cultureel gezichtspunt, dan verkrijgen we een eenzijdig beeld van de taal». Witherspoon 1980, p. 2.
2 Torop 1995.
3 Krupa 1969, p. 56, geciteerd in Torop 1995.
|
|