We hebben hierboven geconstateerd (zie de vorige les) dat het vertaalproces een proces van rationaliserende interpretatie is, dat de lezer van de doeltekst, met alle dubbelzinnigheden en mogelijke interpretatieve varianten, belemmert om er volledig gebruik van te maken , terwijl de lezer van de brontekst deze mogelijkheid wel heeft. Nu we dit hebben vastgesteld, moeten wij ons bezighouden met het probleem van het vertaalresidu, dat wil zeggen met de vraag hoe wij die inhoud en gedachten tot uitdrukking kunnen brengen die de vertaling in haar rationaliserend proces uitwist, en hoe wij de lezer rekenschap kunnen geven van dit proces van gedwongen rationalisering.
Volgens Torop kunnen hier de mogelijkheden van het boek worden benut. Aangezien een vertaalde tekst vaak de concrete vorm krijgt van een publicatie, kunnen de delen die niet kunnen worden vertaald, de interpretatieve keuzemogelijkheden die door de vertaler worden uitgeschakeld en dus worden afgesneden voor de lezer van de doeltekst en de aanwezige realia die in de ontvangende cultuur moeilijk kunnen worden begrepen, «worden "vertaald" in een commentaar, in een woordenlijst, in een inleiding, in illustraties (figuren, kaarten), enzovoorts» 1 .
Wanneer men daarentegen zou opteren voor een "transparante", onmerkbare vertaling, waarin het interpretatieve en rationaliserende werk van de vertaler hetzij onbewust door de vertaler zelf wordt uitgevoerd (doordat hij niet in staat is zich rekenschap te geven van de linguïstische en culturele verschillen tussen de brontekst en de doeltekst), hetzij op verborgen wijze (de vertaler rationaliseert en vereenvoudigt en snijdt takken van de boom van mogelijke interpretaties, maar presenteert de gesnoeide boom aan de lezer van de doeltekst alsof het de volledige boom is), dan zou men de lezer als een onverantwoordelijk kind behandelen en tegelijkertijd culturele verschillen ontkennen.
Wij zijn het dan ook eens met Torop als hij stelt dat een van de taken
van de vertaalactiviteit (idealiter) [ligt] in het verzet tegen culturele neutralisatie, tegen nivellerende gelijkstelling, die in verschillende samenlevingen enerzijds leidt tot onverschilligheid voor de culturele "kenmerken" van de mens of de tekst (vooral in multi-etnische staten) en anderzijds tot het zoeken naar nationale identiteit en culturele wortels. Ook in ontwikkelde, democratisch geregeerde landen is het minder juist om te spreken over totale vertaling, of over totalitaire vertaling, dat wil zeggen her-ideologiserende "herschrijving" (in de breedste zin van het woord) van de vertaling 2.
|
Het is een probleem van bijzondere actualiteit in onze tijd, waarin de mogelijkheden en de snelheid van globale communicatie op duizelingwekkende wijze zijn toegenomen. De technische middelen op zich bieden enorme mogelijkheden om informatie over de hele wereld te verspreiden. Het is aan degene die er gebruik van maakt om te beslissen of hij dat potentieel moet richten op homogenisering van talen en culturen in een mondiale brij, of de mogelijkheden van de technische middelen juist moet aanwenden om culturele verschillen te versterken en de verspreiding van culturen die in het verleden weinig gewicht in de schaal hebben gelegd in de semiosfeer te stimuleren.
Wij geven de voorkeur aan de tweede mogelijkheid en nemen stelling tegen wat Torop terecht «totalitaire vertaling», noemt, dat wil zegen de ongeoorloofde toeëigening van andere culturen, de her-ideologisering van de teksten ten behoeve van de minimalisatie van hun wrijving met de overheersende cultuur, de vergemakkelijking van de consumptie ervan door een publiek dat steeds minder in staat is te begrijpen wat zijn eigen culturele identiteit is en wat de andere culturen zijn waarmee die identiteit in contact staat en interactie vertoont, om zelf te groeien samen met de eigen cultuur.
In dit perspectief is de opdracht van de vertaler beslissend: hij kan de culturele verschillen behouden en ze als zodanig invoegen in de ontvangende cultuur, of hij kan juist de verschillen ontkennen en zich op slinkse wijze meester maken van wat niet van hem is.
Een groot vertaalwetenschapper die een model heeft voorgesteld om heel efficiënt de keuzes te beschrijven die de vertaler maakt op deze tweesprong van het eigene en dat van een ander, is Holmes. Holmes stelt dat de vertaler zich begeeft in drie omgevingen: die van de linguïstische context, die van de literaire intertekst en die van de socioculturele situatie. Op deze drie niveaus kan de vertaler kiezen voor meer of juist minder behoud in de vertaalde tekst van wat er staat in de brontekst die door een ander is geschreven, en wel langs twee assen: die van exotiseren versus naturaliseren en die van historiseren versus moderniseren:
Each translator of poetry, then, consciously or unconsciously works continually in various dimensions, making choices on each of three planes, the linguistic, the literary, and the socio-cultural, and on the x axis of exoticizing versus naturalizing and the Y axis of historicizing versus modernizing 3.
|
Met andere woorden, volgens Holmes bestaat er een diachronische as, langs welke de chronologische afstand tussen origineel en vertaling wordt gemeten. Langs deze as kan de vertaler kiezen voor behoud van het historische element (historiseren) of voor aanpassing aan de tijd van de vertaling (moderniseren). Daarnaast bestaat er een synchronische as, waarlangs de culturele verschillen worden gemeten, die weliswaar te maken hebben met het tijdsverloop, maar tegelijkertijd in verschillende gebieden kunnen worden aangetroffen. Langs deze as kan de vertaler kiezen voor behoud van het anders-zijn (exotiseren) of voor aanpassing van dit element aan de ontvangende cultuur (naturaliseren, of beter, familiariseren, verhuiselijken).
Dit systeem staat in de vertaalwetenschap bekend als het "kruis van Holmes".
Het zal duidelijk zijn dat historiseren en exotiseren keuzes zijn die neigen tot behoud van dat wat tot de andere cultuur behoort, terwijl moderniseren en naturaliseren neigen tot het ontkennen van het diachronische en synchronische verschil.
Uitgaand van dit model vindt Holmes dat het mogelijk is om de algemene opstelling van een tijdperk tegenover de vertaling te beschrijven. De beroemde vertaalwetenschapper merkt op dat er in de achttiende eeuw een algemene tendens tot modernisering en naturalisering van de vertaalde teksten ontstond (denk bijvoorbeeld aan het verschijnsel van de belles infidèles in Frankrijk); in de negentiende-eeuwse Romantiek zou er volgens Holmes een sterke neiging tot exotisering en historisering zijn opgetreden, terwijl de situatie in de twintigste eeuw een complexer beeld te zien geeft:
Among contemporary translators, for instance, there would seem to be a marked tendency towards modernization and naturalization of the linguistic context, paired with a similar but less clear tendency towards in the same direction in regard to the literary intertext, but an opposing tendency towards historicizing and exoticizing in the socio-cultural situation 4.
|
In de volgende lessen staan wij nader stil bij het belang van de studies van Jurij Lotman voor de definitie van de vertaalbaarheid.
Bibliografie
HOLMES J. S. Translated! Papers on Literary Translation and Translation Studies. Amsterdam, Rodopi, 1988. ISBN 90-6203-739-9.
TOROP P. Total´nyj perevod [De totale vertaling]. Tartu, Tartu Ülikooli Kirjastus [Uitg. van de Universiteit van Tartu], 1995. ISBN 9985-56-122-8.
1 Torop 1995, p. 68.
2 Torop 1995, p. 68.
3 Holmes 1988, p. 48.
4 Holmes 1988, p. 49.
|
|