Logos Multilingual Portal

35. Vertaling als culturele bemiddeling

HomeTerugVooruit


Al in les 17, toen wij het hadden over de intertekstuele vertaling, hebben wij gezien wat Lotman verstond onder "semiosfeer", een begrip dat ook de definitie van "grens" met zich meebrengt. De eerste grens waarmee de mens te maken krijgt, al in zijn eerste levensmaanden, is die tussen zijn innerlijke wereld en de buitenwereld. In de ervaring van een baby bestaan geen precies afgebakende grenzen. De moederborst, bijvoorbeeld, die voor een baby iets is waarmee hij heel veel in aanraking komt, kan in die beginfase als "eigener" worden ervaren dan zijn eigen tenen, die hij wellicht later ontdekt bij een "expeditie" waarin hij zijn wereld, de werkelijkheid om hem heen, nader gaat verkennen. Ook voor een baby bestaan er eigen figuren en andere figuren, zoals bijvoorbeeld blijkt uit het feit dat het beeld van het gezicht van zijn moeder of de stem van zijn moeder hem tot rust kunnen brengen (wat ook kan gelden voor anderen die zo´n rol vervullen, zoals zijn vader of de babysitter). Rond de zevende of achtste levensmaand ontwikkelt de baby de zogenaamde "eenkennigheid": hij heeft de vertrouwde gestalten om zich heen leren herkennen (als eigen), en vertrouwen in hen leren hebben, en leert wantrouwig te zijn tegenover onbekenden (anderen).

Bovendien hebben wij in les 5 gezien dat de perceptie van de betekenis van een woord wordt gefilterd door de individuele ervaring, dat het semantisch spectrum van een woord voor twee sprekers niet volslagen identiek kan zijn, omdat het deels gebaseerd is op de ervaring van het individu.

Communicatie is in elk geval een reëel mogelijke activiteit, ook al bestaat er geen "totale communicatie" en laat elke communicatieve handeling, zoals we hebben gezien, een residu achter.

De vertaler is behalve voor de linguïstische bemiddeling tevens verantwoordelijk voor de culturele bemiddeling, een activiteit die iedereen op meer of minder bewuste wijze vervult. Binnen dezelfde natuurtaal kunnen er verschillende manieren zijn om iets uit te drukken, en vaak hangen die af van de familiaire, lokale, regionale en nationale cultuur: de semiosfeer, om weer te spreken met de succesvolle term van Lotman, bestaat uit cellen en subcellen. De kleinste is het individu, de grootste de wereld. En daartussen liggen groeperingen die een aantal individuen bevatten die enige communicatievormen gemeen hebben, zoals bijvoorbeeld een gezin:

Nella mia casa paterna, quand'ero ragazzina, a tavola, se io o i miei fratelli rovesciavamo il bicchiere sulla tovaglia, o lasciavamo cadere un coltello, la voce di mio padre tuonava: «Non fate malagrazie!»

Se inzuppavamo il pane nella salsa, gridava: «Non leccate i piatti! Non fate sbrodeghezzi! non fate potacci!»

Sbrodeghezzi e potacci erano, per mio padre, anche i quadri moderni, che non poteva soffrire.

Diceva: «Voialtri non sapete stare a tavola! Non siete gente da portare nei loghi!»1.

In de Nederlandse vertaling luidt de passage, die wij ook in het origineel hebben willen weergeven, als volgt:

Als bij ons thuis een van mijn broers, mijn zuster of ik toen ik nog een klein meisje was, aan tafel een vol glas over het tafellaken gooide of een mes liet vallen, bulderde mijn vader: ‘Doe niet zo klunzig!’

Als we ons brood in de saus doopten, riep hij: ‘Lik je bord niet af! Hou op met die zwijnerij! Klieder niet zo!’

Zwijnerij en geklieder waren voor mijn vader ook de moderne schilderijen, die hij niet kon uitstaan.

Hij zei: ‘Jullie weten je aan tafel niet te gedragen! Met jullie kun je nergens verschijnen!’

Zo begint de autobiografische roman Lessico famigliare (Familielexicon) van de joods-Italiaanse schrijfster Natalia Ginzburg. Ik vond het een mooi voorbeeld van hoe er binnen een taal (hier: het Italiaans) binnen elk gezin een eigen cultuur kan ontstaan, tegenover de cultuur van de anderen, dat wil zeggen de rest van de Italiaanse samenleving. Natalia Ginzburg heeft zich opgeworpen als culturele bemiddelaarster tussen haar eigen familie en het standaard-Italiaans, en heeft voor ons enige bijzondere lexicale eigenschappen "vertaald", eigenschappen die in de meeste gevallen verloren gaan met de mensen die ze, veelal onbewust, hebben bedacht en gebezigd. En eigenlijk heeft haar stadgenoot Primo Levi hetzelfde gedaan in "Argon", het eerste hoofdstuk van zijn Periodiek systeem, waarin hij zijn eigen joods-Piëmontese voorouders portretteert door middel van hun taal.

Dat deel van de vertaling dat culturele bemiddeling is, is dan ook een activiteit die wij allemaal in het dagelijks leven beoefenen.

[...] elke vorm van dialoog en constructieve communicatie is gebaseerd op gedeelde emoties, net zoals de eerste constructie van betekenissen waarmee kinderen "zingeven" aan de wereld2 De capillaire penetratie van bemiddelende activiteiten binnen onze cultuur moet via een opvoeding tot empathie verlopen3.

Niet alleen verrichten wij dagelijks culturele bemiddeling, maar we weten ook hoe wij deze activiteit kunnen differentiëren al naar gelang het soort relatie dat bestaat tussen individuen in affectieve zin:

Als er tussen twee personen een vriendschappelijke relatie bestaat of als er hoe dan ook aan de handeling een communicatieve intentie ten grondslag ligt, worden de woorden opgevat op een wezenlijk andere wijze dan wanneer ze worden uitgesproken tussen vijandig gezinde geesten of mensen die onverschillig tegenover elkaar staan4.

De vertaler is een speciaal soort bemiddelaar die zich, anders dan de bemiddelaar in de psychologie, moet concentreren op de culturele, niet op de affectieve relaties:

[...] iedereen die de eer en de taak heeft om mens te zijn, moet in wezen "bemiddelaar" zijn, dat wil zeggen, hij heeft zowel het recht als de plicht zich te interesseren voor de problemen van een ander, en zich tussen tegenstellingen op te stellen, banden te creëren waar die niet bestaan of zijn verslapt5.

Uit hetgeen we hebben gezegd, blijkt duidelijk dat een vertaler nog voordat hij zich bezighoudt met het verschil in taal tussen de originele en de ontvangende cultuur, moet weten wie de adressant is van zijn bemiddelende activiteit, zijn ideale lezer. Dit kan in sterke mate zijn vertaalstrategie beïnvloeden.

We nemen als voorbeeld een intralinguale vertaling. Francesco Alberoni schrijft elke maandag op de voorpagina van het Milanese dagblad Corriere della sera een artikel waarin hij raad geeft. Wie is zijn ideale lezer? Laten we eens kijken wat hij in een van zijn stukken zegt:

Wat moeten we doen wanneer de situatie waarin we leven ondraaglijk is? [...] Teleurstellingen maken dat we ons in onszelf terugtrekken [...] We weigeren te leren en te studeren. [...] Een geniaal mens vermijdt dat hij door dergelijke dwaasheden wordt meegesleept en richt zich op het enige wat telt6.

Je zou zeggen dat hij zich richt tot een gefrustreerde, luie en niet erg ontwikkelde lezer. Zijn artikel zegt niets wat niet voor zich spreekt. We zouden het in een paar woorden kunnen samenvatten: "Bij stress die wordt veroorzaakt door de sterke concurrentie die onze samenleving eigen is, moet je mikken op vernieuwing".

Als hij deze zin had geschreven, zou hij geen rekening houden met zijn ideale lezer. Toch is de betekenis van het artikel precies deze. Alberoni´s verdienste ligt in het feit dat hij een vertaling tot stand heeft weten te brengen, een bemiddeling tussen de eenvoud van de boodschap en de behoefte aan geruststelling die een werknemer op maandagochtend voelt als hij in de metro zit op weg naar zijn kantoor waar hem een vervelende routine wacht. De lezer die zich laat meeslepen door de strategie van de schrijver van het stuk voelt zich eerst aangesproken (maar niet beledigd) door zinspelingen op zijn frustratie, op zijn onwil om te studeren, en na deze blijken van empathie (medeleven) van Alberoni krijgt hij aan het eind een hart onder de riem gestoken, dat laat doorschemeren dat men zelfs een genie kan zijn als men zich richt op een doel zonder zich te laten afleiden.

Ook al heeft een vertaler van teksten in een andere taal de auteur van het origineel achter zich, die zijn eigen keuzes heeft gemaakt ten aanzien van zijn ideale lezer, toch moet hier worden opgemerkt dat de ideale lezer van het origineel en die van de vertaalde tekst niet altijd samenvallen. Dat ligt aan de culturele verschillen tussen twee samenlevingen (zo kan bijvoorbeeld in de ontvangende samenleving de middenklasse, waartoe de ideale lezer behoort, weinig zijn ontwikkeld), of aan de verschillen in de politiek van de uitgeverij, waaraan de vertaler bijna altijd is onderworpen en die hij bijna nooit in eigen hand heeft.

Het zijn onderwerpen waar we hier slechts vluchtig naar verwijzen, maar waarop we nader zullen ingaan in het derde deel van onze cursus, dat aan de productie is gewijd.

 

Bibliografie

CASTELLI S. La mediazione. Teorie e tecniche. [Bemiddeling. Theorieën en technieken] Milano, Cortina, 1996. ISBN 88-7078-391-X.

GINZBURG N. Lessico famigliare. Torino, Einaudi, 1972 [1963]. Nederlandse vertaling: Familielexicon, vert. door J.H. Klinkert-Pötters Vos, Amsterdam, J.M. Meulenhoff, 1988, ISBN 90 290 3760 1

LEVI, P., Het periodiek systeem, in Alle verhalen, uitgeg. door R.M. Speelman, Amsterdam, Meulenhoff 2000.

TREVARTHEN C. Sharing makes sense: intersubjectivity and the making of an infant's meaning. In Language Topics. Essays in Honour of Michael Halliday, uitgegeven door R. Steele e.a., Amsterdam, Benjamins, 1987.


1 Ginzburg 1972, p. 9.
2 Trevarthen 1987.
3 Castelli 1996, p. 63.
4 Castelli 1996, p. 63.
5 Castelli 1996, p. 89.
6 Corriere della sera, 18 september 2000



 



HomeTerugVooruit