Men kan pas gaan vertalen na één of meer vreemde talen te hebben geleerd.
Universitaire vertaalopleidingen stellen als toelatingseis een afgeronde VWO-opleiding of een doctoraal- of bachelordiploma. In beide gevallen heeft de aankomende student vertalen al gedurende enkele jaren een vreemde taal geleerd.
Voor de vertaler in spe is het belangrijk om zich rekenschap te geven van enige essentiële verschillen tussen het aanleren van een vreemde taal en het leren vertalen.
Bij het aanleren van een taal is vertalen een van de gebruikte didactische middelen, samen met onder andere schrijfvaardigheid, begrip van gesproken taal (of luistervaardigheid), conversatie en grammatica-oefeningen. Beoordelen in hoeverre vertalen in deze context nuttig is, valt niet onder onze deskundigheid, noch onder de doelstellingen van deze cursus. Wij willen alleen opmerken dat vertalen om een taal te leren radicaal verschilt van vertalen met als doel een tekst te produceren, wat de doelstelling is van een cursus vertalen op hoger niveau.
Bij het aanleren van een taal wordt een te vertalen tekst vaak ad hoc gecreëerd of aangepast om de student in aanraking te brengen met bepaalde problemen en juist niet met andere, zodat die problemen overeenkomen met het moeilijkheidsniveau waarop de student zich op dat moment van de cursus bevindt.
De teksten die de studenten worden aangeboden, worden in de loop van de jaren regelmatig herhaald, en correctie ervan wordt voor de docent soms een bijna automatische bezigheid waarvan hij al van te voren weet wat de gebruikelijke fouten zijn, fouten waarop hij daarom extra alert is. In theorie kunnen voor een zin verschillende vertalingen goed zijn, maar alle moeten aan één voorwaarde voldoen: de docent moet er zeker van zijn dat de student begrippen en vaardigheden heeft verworven en de betekenis en syntactische structuur van de te vertalen zin heeft begrepen.
Over dit aspect, dat van wezenlijk belang is voor de overgang van het leren van een taal naar het leren vertalen, heeft een van de bekendste deskundigen ter wereld op het gebied van vertalen, J. Delisle, zich heel duidelijk uitgelaten:
[...] vertalen op school heeft weinig gemeen met professioneel vertalen. Ze hebben niet hetzelfde doel: het eerste maakt deel uit van het taalverwervingsproces, terwijl het tweede een rol vervult in een communicatief proces. Vertalen in het onderwijs gaat per definitie vooraf aan professioneel vertalen. De methodologie van het aanleren dient te worden gezien in functie van de aard en het specifieke doel van de professionele vertaling en niet in functie van de oefening op school. Het met elkaar in verband brengen van begrippen met het doel een boodschap in een andere taal te formuleren volgens de regels van de communicatie is niet hetzelfde als de vreemde taal of de cultuur assimileren die er de habitat van vormt1.
|
|
1 Delisle, pp. 45-6.
|
Het doel van vertalen bij het taalonderricht is dat studenten bepaalde woorden en de gebruikelijkste syntactische structuren leren kennen, zodat zij modellen kunnen maken die op verschillende zinnen toepasbaar zijn.
Een voorbeeld. In een Engels leerboek vinden wij de volgende zin:
We're tired. We've been studying since 2 o'clock.
Het is duidelijk dat de zin door de auteurs van het boek is gemaakt met het doel om aan te geven hoe je in het Engels een handeling verwoordt die in het verleden is begonnen en nog niet is beëindigd. Het is net zo zonneklaar dat deze zin buiten de context van de taalverwerving weinig realistisch is. Dat een Engelstalige deze zin uitspreekt, is nogal onwaarschijnlijk.
Bij het vertaalonderricht daarentegen dient in de eerste plaats te worden opgemerkt dat de tekst niet kunstmatig is, dat wil zeggen, niet speciaal is aangemaakt om een bepaald probleem in de taal te belichten, maar een "echte" tekst is, op spontane wijze gemaakt door een spreker of schrijver.
Dit heeft verschillende consequenties:
1. In de eerste plaats brengt de als voorbeeld gegeven Engels zin geen enkel interpretatief probleem met zich mee. De mogelijke vertalingen kunnen gemakkelijk worden bestempeld als «goed» of «fout», en dit is dan ook de taak van de docent, die aldus de verworven taalvaardigheid kan toetsen.
Bij spontane uitingen van native speakers kan het echter gebeuren dat hun omgang met de context waarin ze ontstaan (de situatie waarin ze worden uitgesproken) en de tekstuele context (de onmiddellijk voorafgaande en volgende uitingen) interpretatieproblemen en dubbelzinnigheden met zich meebrengen. Zo is de zin:
Is he gonna make it?
heel moeilijk eenduidig te interpreteren indien hij los van de context wordt beschouwd. De betekenis kan alleen worden gereconstrueerd met behulp van elementen die in de zin in kwestie ontbreken. Daardoor zijn verschillende interpretaties mogelijk. Deze zin is niet bruikbaar in een tekst voor het taalonderwijs Engels, maar een vertaler zou er mee te maken kunnen krijgen.
Om die reden zal een belangrijk deel van deze cursus gewijd zijn aan interpretatie, aan verschillende opvattingsmogelijkheden en dubbelzinnigheden die een tekst kan bevatten, en aan de vraag hoe men daarmee om kan gaan.
2. Een ander gevolg van het verschil tussen schooloefening en authentieke tekst betreft de middelen die voor de vertaling ervan kunnen worden gebruikt.
Bij het taalvaardigheidsonderwijs is het voornaamste instrument van de student het tweetalig woordenboek. Vaak hebben tekstboeken dan ook als aanhangsel een tweetalige woordenlijst, waarvan het gemak mede is gelegen in het feit dat ze uitgaan van het aantal woorden dat de student moet kennen en dat elk van die woorden vergezeld gaat van de vertaling die hij moet vinden om de oefening te kunnen maken op de manier die is bedoeld door de schrijver van de leergang.
Met andere woorden, om de student een taal te leren wordt eerst een systeem van oefeningen en teksten gecreëerd met bepaalde beperkingen (regels, woorden), en wordt vervolgens een woordenlijst gemaakt die voldoet aan de eisen van dat systeem.
|
|
oefening |
|
|
|
|
|
auteur talencursus |
tekstboek |
|
woordenlijst |
|
|
|
|
|
|
student |
|
Zoals men in het schema hierboven ziet, gaat het om een gesloten, autoreferentieel systeem, waarbinnen alles altijd klopt, en het altijd mogelijk is om de taalvaardigheid te toetsen. Maar juist omdat het een gesloten systeem is, heeft het niet noodzakelijkerwijs te maken met het bredere en meer open systeem van de wereld van de taal waarmee de vertaler te maken krijgt.
Wij zullen ons later in deze cursus bezighouden met het probleem van de instrumenten die de vertaler tot zijn beschikking heeft, en daarbij nader ingaan op de beperkingen van en contra-indicaties voor het gebruik van een tweetalig woordenboek.
3. Een derde gevolg van het verschil tussen schooltekst en echte tekst ligt in het doel van de vertaling. Wie vertaalt voor de talendocent moet een resultaat produceren waarmee hij aan die docent laat zien wat hij heeft geleerd. De door deze omzetting geproduceerde zin wordt in het algemeen niet beoordeeld als zodanig, maar als bewijs dat hij regels en woorden heeft aangeleerd. Om terug te komen op onze voorbeeldzin uit de cursus Engels: als een student de volgende vertaling zou geven:
We zijn moe. We studeren al vanaf twee uur.
dan geloof ik dat de docent tevreden zou zijn met het resultaat. Kijken we echter naar de door de hypothetische leerling gemaakte zin, dan vallen een paar zaken op:
Het is een zin die geen Nederlander ooit zou uitspreken, behalve op een cursus, natuurlijk.
Een vertaler zou zich de vraag moeten stellen voor wie de zin bestemd is, op wat voor lezer hij is gericht, en de zin zodanig vorm moeten geven dat hij plausibel overkomt als uiting van een Nederlandse spreker (ervan uitgaande dat het origineel plausibel is als uiting van een Engelse spreker).
Een vertaler zou zich moeten bezighouden met het register, terwijl een student te maken heeft met een kunstmatig taalgebruik met een al even kunstmatig, anoniem register: dat van een cursusboek.
Met andere woorden, een student die een taal leert, produceert een zin die moet worden beoordeeld, terwijl een vertaler een tekst maakt die kan worden gebruikt (gelezen, gehoord). En om de tekst voor de ontvanger binnen de context zo goed mogelijk bruikbaar te laten zijn, moet tevens rekening worden gehouden met de belangrijkste wetten van de communicatie, zoals wij ook zullen doen in de volgende hoofdstukken van onze cursus.
Dat betekent niet dat een vertaler zich nooit "beoordeeld" zal voelen door zijn lezers en eventueel door zijn critici. Hierdoor kan hij er soms toe worden gebracht keuzes te maken die meer recht doen aan het principe van leesbaarheid van de tekst dan aan dat van filologische betrouwbaarheid. En vaak wordt hij zo op het verkeerde spoor gebracht. Het zou goed zijn als iemand die een vertaalde tekst beoordeelt dat zo zorgvuldig mogelijk doet, dat wil zeggen door niet alleen te kijken naar het resultaat maar ook naar het origineel. Alleen van een vlot lopende tekst dient de vertaling ook vlot te lopen. Maar hier komen wij nog op terug.
Bibliografie
Delisle, J. L'analyse du discours comme méthode de traduction. Initiation à la traduction française de textes pragmatiques anglais. Ottawa, Éditions de l'Université d'Ottawa, 1984.