Logos Multilingual Portal

4. Leren en affectiviteit

HomeTerugVooruit


Een leerproces in het algemeen, en dat van talen in het bijzonder, staat in verband met de affectieve situatie waarin het plaatsvindt. Een baby leert de taal van zijn moeder of van diegenen die de meeste tijd met hem doorbrengen, door bepaalde primaire behoeften en de bevrediging ervan in verband te brengen met de klanken die de overeenkomstige begrippen aangeven. Het leren van de zogenaamde «moedertaal» (of moedertalen, als het gaat om tweetalige milieus) verloopt door middel van onbewuste associatie, die zich onttrekt aan rationele controle. Gezien het feit dat de behoeften van een baby primair samenhangen met bevrediging van lichamelijke behoeften en het onderzoeken van de wereld met behulp van de mond, hebben de eerste woorden die het kind leert gewoonlijk te maken met de moeder (en vader) en de bevrediging van genoemde functies: mamma, pappa, fles, melk, en dergelijke.

Dit betekent niet dat een baby, voor het moment waarop hij er in slaagt een klank voort te brengen die in affectief verband staat met een voorwerp of een situatie, niet in staat is om aan dat voorwerp of aan die situatie te denken.

«[...] het denken heeft een bredere omvang dan het verbale taalgebruik en kan functioneel worden gezien als een handelwijze die als doel heeft handelingen te coördineren met het oog op het bereiken van een doel dat van tevoren als mogelijk wordt beschouwd»1.

Met andere woorden, er bestaat een subverbale gedachte, die voorafgaat aan het verbale taalgebruik en rijker is dan dat taalgebruik: de verbale uiting van een gedachte is altijd, zowel bij het kind als bij de volwassene, een poging tot synthese, tot samenvatten. Hierbij blijft noodzakelijkerwijs een niet verbaal geuit residu achter.

Uit studies verricht bij autistische kinderen, die van de rest van de wereld geïsoleerd zijn doordat hun communicatieve functie niet is ontwikkeld, blijkt een samenhang tussen de (fysieke of psychologische) afwezigheid van een verzorgende figuur in de zo essentiële eerste levensmaanden en de ontwikkeling van hun autisme. Het vermogen tot communiceren wordt vooral ontwikkeld binnen de relatie die wij gemakshalve die van moeder-kind zullen noemen, al is het niet noodzakelijkerwijs de moeder die haar gestalte geeft, daar zij ook vervangen kan worden door derden2.

Het lijkt steeds waarschijnlijker dat autisme door een verscheidenheid aan problemen wordt veroorzaakt. Zo zijn er aanwijzingen voor erfelijke aanleg. Ook bestaan aanwijzingen dat een virus autisme kan veroorzaken. De kans op een autistisch kind neemt toe als de moeder in de eerste drie maanden van de zwangerschap rode hond heeft gehad. Het Citomegalovirus en milieuvervuiling zouden oorzaken van autisme kunnen zijn. (Cf. Edelson, S. M., Over Autisme. http://www.autism.org)

Naarmate de belangstellingsvelden van het kind groeien en de grenzen overschrijden van inname en afscheiding van voedsel respectievelijk uitwerpselen, breiden ook zijn denkvermogen en communicatieve vaardigheden zich uit. Of hij nu woorden leert in een spelsituatie of in een ander proces van socialisatie, de prikkel van de buitenwereld is essentieel om een affectieve situatie op te roepen waaraan in een eerste vage relatie tussen klank, oftewel teken, en betekenis een klank wordt verbonden.

Op dit punt tracht het kind met zijn eigen lichaam, met het klankapparaat, de klank te reproduceren waarvan hij intuïtief heeft waargenomen dat er een verband is met de situatie, en wanneer dit lukt, begrijpt hij dat deze daad in de buitenwereld voorspelbare gevolgen heeft: hij legt de basis voor een doelmatige verbale communicatie.

In een dergelijke situatie gaat het aanleren van taal op "spontane" wijze in zijn werk, niet vrijwillig en niet op grond van een rationeel besluit. Uit dit gegeven kunnen wij om te beginnen twee conclusies trekken:

  • het aanleren van de moedertaal (of -talen) gebeurt onbewust, los van elke rationele controle;
  • alles wat wordt aangeleerd, staat in verband met een affectieve betekenisrelatie tussen het kind en het voorwerp, de persoon of de handeling die met een woord of uitdrukking wordt aangeduid.

In de volgende ontwikkelingsfasen van het kind, wanneer hij de vaardigheid ontwikkelt om over abstracte zaken te spreken, maakt hij zich op analoge wijze abstracte begrippen eigen, reagerend op de rijkdom van intellectuele, maar ook affectieve prikkels die de buitenwereld biedt. Ontbreken dergelijke prikkels en figuren die het kind kan nabootsen of waarmee hij een relatie aangaat, dan ontwikkelt de taalvaardigheid zich volstrekt niet. Dat wordt aan de hand van een waar gebeurde geschiedenis uit het jaar 1793 prachtig beschreven door de Franse regisseur Truffaut in zijn film L´enfant sauvage3.

Dat betekent niet, zoals reeds opgemerkt, dat een individu dat zich niet verbaal kan uiten noodzakelijkerwijs gehandicapt is in zijn mogelijkheden tot mentale verwerking. «Mentale verwerking van meningen die het kind nog niet woordelijk kan uiten, maar die bij hem samensmelten tot waarde-oordelen en dynamische schema´s in zijn verbeelding die later in zijn leven als volwassene terugkeren, wordt aangetoond door een verzameling van honderden verslagen van volwassenen die wezenlijke ervaringen uit hun kindertijd weergeven als mooi of lelijk [...]»4.

De herinneringen die een volwassene heeft aan zijn leven als kind kunnen sterk verschillen, maar in het algemeen geldt dat hoe verder men teruggaat in de tijd, hoe minder herinneringen men heeft. De volwassene heeft dus een moedertaal (soms twee) verworven, en gebruikt die automatisch om te spreken en te schrijven, net zoals hij gebruikt maakt van andere automatische vaardigheden, bijvoorbeeld om te lopen, te eten, te fietsen of auto te rijden. Het feit dat hij een van die handelingen verricht, impliceert geenszins dat hij in zichzelf het moment of de situatie moet herkennen waarin hij heeft geleerd deze te verrichten; sterker nog, vaak zijn die herinneringen door de tijd uitgewist, en verricht hij de handeling zonder te weten wanneer, hoe en van wie hij die geleerd heeft.

Dit "vergeten" heeft te maken met de werking van de hersenen, die zijn ingesteld op besparing: denk eens aan de inspanning die het zou kosten als wij elke keer wanneer we een hap in onze mond steken, zouden moeten nadenken over de verschillende bewegingen die nodig zijn om te kauwen en te slikken. Als we ons tijdens het fietsen afvragen welke bewegingen nodig zijn om ons evenwicht te bewaren en proberen ons van die bewegingen bewust te zijn op het moment dat we ze uitvoeren, zou het verbreken van het automatisme door zo´n "ontmaskering" destructieve gevolgen kunnen hebben, wat tevens het verlies van het "automatisch" bereikte evenwicht ten gevolge kan hebben.

Wanneer wij spreken of schrijven, doen wij dat op dezelfde wijze automatisch, spontaan, totdat wij er door een of andere ervaring toe worden gedwongen onszelf vragen te stellen over wat wij weten, hoe wij dat geleerd hebben en over de wenselijkheid om op een bepaalde wijze te spreken of te schrijven.

De relatie tussen verbaal en subverbaal taalgebruik is niet eenzijdig, maar wederkerig. «Het verbale taalgebruik interpreteert en integreert het subverbale taalgebruik, en levert tegelijk een bijdrage aan een evenwichtigere en meer gearticuleerde interpretatie van de werkelijkheid en een preciezere, sterkere regulering van de kennis en het vrijwillig handelen»5. Met andere woorden, de verbale taal dient als logische structuur waarin non-verbale gedachten, beelden en emoties hun plaats krijgen.

Gezien het feit dat dit ontwikkelingsniveau gewoonlijk in het tweede levensjaar wordt bereikt en onze herinneringen aan het tweede levensjaar zeer beperkt of volledig afwezig zijn, zal duidelijk zijn dat al deze mechanismen voor een individu dat zich als volwassene niet professioneel bezighoudt met taal (en daardoor niet in staat is tot metalinguïstisch denken) onbewust zijn en blijven.

Naarmate kinderen ouder worden, maken ze steeds minder gebruik van subverbale expressie en steeds vaker van het woord. Ter illustratie van de begrijpelijkheid van subverbaal gedrag kunnen wij denken aan gezinnen waarin een ouder kind in staat is om tekens, geluiden en bewegingen van zijn jongere broertje of zusje te vertalen: «In de groepsrelatie tussen kinderen binnen een zelfde gezin merkt men vaak dat het subverbale communicatieve gedrag van de jongere kinderen of hun vaak onbegrijpelijke pogingen om gevoelens onder woorden te brengen snel wordt geïnterpreteerd en vertaald in begrijpelijke verbale termen, waardoor de geleidelijkheid van de overgang van de ene vorm van communicatie naar de andere wordt aangetoond. [...] kindertaal [...] kan worden vertaald»6.

Deze laatste zin, die ons brengt op het onderwerp van interpretatie en vertaling, zal verderop in onze cursus nieuwe betekenis krijgen. Voorlopig hebben wij ons beperkt tot de onbewuste wortels van het bewustzijn van de moedertaal. In de volgende lessen zullen wij ons bezighouden met het probleem van linguïstisch zelfbewustzijn en aangeleerde talen.

 

Bibliografie

Bettelheim, B. Love is not enough; the treatment of emotionally disturbed children. Glencoe, Ill., Free Press, 1950, ix, 386 p. illustr. 22 cm.

Bettelheim, B. The empty fortress; infantile autism and the birth of the self. New York, Free Press, 1967 xiv, 484 p. illus. 24 cm.

Massucco Costa, A. - Fonzi, A. Psicologia del linguaggio [Psychologie van het taalgebruik], Torino, Boringhieri, 1967.

Truffaut, F. L'enfant sauvage, Frankrijk, 1969.


1 Massucco Costa en Fonzi, pp. 13.
2 Bettelheim 1950, 1967.
3 Truffaut 1969.
4 Massucco Costa e Fonzi, pp. 32.
5 Massucco Costa e Fonzi, pp. 36.
6 Massucco Costa e Fonzi, pp. 39.


 



HomeTerugVooruit