In de vorige lessen hebben wij gezien dat lezen een soort vertaling is van de verbale taal in mentaal materiaal, of als we het liever in andere woorden zeggen, van de externe in de interne verbale taal. De lezer leest en neemt waar wat hij leest, terwijl hij de mogelijke bedoeling van de auteur bij het formuleren van de boodschap tracht te interpreteren en af te leiden. (Wij komen later nog terug op het begrip «auteur».) Wij hebben het gehad over cognitieve typen als elementen die het individu helpen zijn ervaringen in kaart te brengen om de huidige en toekomstige perceptie te organiseren.
Als het object van de waarneming niet uit woorden bestaat, verloopt de waarneming niet noodzakelijk via verbalisatie: het subject slaagt erin iets waar te nemen en deze sensaties te catalogiseren zonder ze in woorden om te zetten. Dit verhindert niet dat hij het object van de waarneming herkent als hij het opnieuw tegenkomt.
«Het eerste en belangrijkste kenmerk van de interne taal is haar bijzondere syntaxis. [...] Deze bijzonderheid komt tot uiting in haar schijnbare fragmentaire en discontinue aard, in de verkorting van de interne taal in verhouding tot de externe taal»1 . Ze heeft «een absoluut originele neiging tot inkorting van de zin en de propositie, met dien verstande dat ze het predikaat en de ermee verbonden delen van de propositie bewaart, en het onderwerp en daarmee verbonden woorden weglaat. Deze neiging tot predicativiteit van de syntaxis van de interne taal uit zich [...] met perfecte regelmaat [...] zodat wij uiteindelijk door middel van interpolatie zouden moeten veronderstellen dat de pure en absolute predicativiteit de fundamentele syntactische vorm van de interne taal is»2.
Het "onder woorden brengen", de vertaling in een met anderen gedeelde externe code, is een daad die alleen voor het sociale leven van de spreker onmisbaar is, en waardoor hij in staat wordt gesteld de inhoud van zijn cognitieve en perceptieve daden met anderen te delen.
Wij hebben al gesteld dat de relatie tussen teken en betekenis (of signifiant en signifié) arbitrair is, net zozeer als geldt dat de natuurlijke talen van elkaar verschillen: tussen de perceptie van een object-paard en het voortbrengen van de klank «paard» of de schrifttekens p a a r d bestaat geen noodzakelijk verband: voor een Fransman is hetzelfde object «cheval», voor een Engelsman «horse» enzovoorts.
1 Vygotskij 1990, p. 363.
2 Vygotskij 1990, p. 365.
Eerder merkten wij op dat het semantisch veld van een teken niet voor twee mensen gelijk is, omdat ieder van ons met elk teken op min of meer bewuste wijze bepaalde subjectieve ervaringen verbindt en het teken daarmee in elk van ons verschillende herinneringen, sensaties en beelden oproept. Daarom kan het semantisch veld van «paard» niet geheel overeenkomen met dat van «cheval», «horse», etc.
Met andere woorden, elke natuurlijke taal (en elke idiolect, oftewel het persoonlijk taalgebruik van ieder «individu, zijn persoonlijke taal of "stijl", los gezien van de groep of gemeenschap waarin hij zich bevindt»3) catalogiseert op een andere wijze het menselijk "weetbare". Daardoor is taal niet alleen een middel om te communiceren met onze soortgenoten, maar ook, op haar beurt, een systeem van catalogisering en waarnemingen, ideeën, beelden en gevoelens.
In onze geest zijn aldus twee onafhankelijke en parallelle - of overlappende - catalogiseringssystemen actief: het systeem van de cognitieve typen, dat alleen op subjectief niveau, in ons innerlijk werkzaam is, en het systeem van verbale catalogisering, dat ook voor externe communicatie dient, ook al werkt het maar ten dele en heeft het onvolmaaktheden.
Laten wij als voorbeeld kijken naar dromen. Freud heeft in zijn Traumdeutung reeds de belangrijkste mechanismen geanalyseerd die leiden tot het ontstaan van dromen4. Dromen bestaan niet uit woorden en ontstaan uit ons innerlijk. «De denkprocessen en gevoelens worden in dromen visueel en (minder vaak) auditief voorgesteld. In dromen verschijnen ook andere vormen van zintuiglijke waarneming: tast, reuk, smaak en sensaties van het bewegende lichaam. [...] twee elementen van het dromen zijn de plastische en symbolische voorstelling, oftewel de transformatie van gedachten tot zintuiglijke symbolen en beelden; en de secundaire verwerking, de verbinding van beelden en afzonderlijke elementen van de droom in een verhaal of handeling met een minimum aan coherentie. Soms treedt de secundaire verwerking, of revisie, niet op en wordt de droom herinnerd als een onsamenhangende, verbrokkelde en bizarre reeks beelden of zinnen».5
Wanneer wij ons bij het ontwaken een droom herinneren, dan bestaat die herinnering uit niet-verbaal materiaal, los van het feit of wij al dan niet het gevoel hebben dat het een gedetailleerde herinnering is. Als dit materiaal zo wordt bewaard als het is, ondergaat het hetzelfde lot als al onze andere herinneringen: het wordt door de tijd aangetast, nu eens sneller, dan weer langzamer.
3 Marchese 1991, p. 140.
4 Freud 1900.
5 American Psychoanalytic Association 1993, p. 195-196.
Iets anders gebeurt met het materiaal van dromen als wij proberen de inhoud van de droom op te schrijven of aan iemand te vertellen: dan is een heus vertaalproces nodig. Beelden, geluiden, andere sensaties moeten in woorden worden vertaald. Wanneer wij een droom onder woorden brengen, zijn wij voortdurend ontevreden over de volledigheid van onze vertaling. Sensaties of beelden die zich onttrekken aan beschrijving in woorden of die, als ze eenmaal in woorden zijn omgezet, armer en minder expressief zijn geworden, blijven los staan van de tekst die wij hebben geproduceerd. Soms laat een droom zeer sterke indrukken achter, zo sterk dat we er urenlang door worden beïnvloed, ook al beseffen we op rationeel vlak dat wat we hebben gedroomd niet in de buitenwereld, maar slechts in ons binnenste is gebeurd, in onze mentale verbeeldingswereld. Slechts zelden slagen wij er echter in de kracht van die sensaties naar buiten te brengen, indien wij niet over artistieke, multimediale gaven beschikken of over de vaardigheid het woord in poëtische zin te hanteren of gebruik te maken van beeldende kunsten, muziek, of lichamelijke expressie.
Bovendien ontgaat onze rationele wakende geest de logica van sommige overgangen in de dromen: hoe is het mogelijk dat ik mij eerst boven op een berg bevond en vervolgens, zonder een reis te hebben gemaakt, op het kleed bij mij thuis? En daarom moeten wij, in de fase die wij in het citaat hebben aangeduid als «secundaire verwerking», ook zonder dat wij ons ervan bewust zijn aanpassingen, wijzigingen, correcties aanbrengen om te bewerkstelligen dat het verhaal een betekenis krijgt, een vertelling wordt, die misschien niets meer te maken heeft met het oorspronkelijke mentale materiaal.
«[...] De interne taal is door zijn psychologisch karakter een bijzondere schepping, een geheel eigen soort verbale activiteit, die absoluut specifieke eigenschappen heeft en in een complexe relatie staat tot de andere typen verbale activiteit. [...] De externe taal is een proces van transformatie van de gedachte [mysl´] tot het woord, zijn materialisatie en objectivering»6.
Ook al is deze materialisatie enerzijds onvolledig en laat ze een communicatief residu achter, anderzijds kan zij een waardevol instrument zijn om de controle over onze geest te verscherpen. Sinds Freud zijn veel therapieën voor diverse typen neurosen gebaseerd op het woord: de patiënt probeert gevoelens, angsten, dromen en mentale associaties in woorden te vertalen en de therapeut stimuleert dit proces van objectivering en materialisatie dat vaak een bevrijdende werking heeft. Innerlijke associaties van diverse gedachten of gevoelens, "zoals provisorisch gedesactiveerde hypertekstuele verwijzingen" die voor de verbalisatie non-existent leken, komen bij de verbale materialisatie aan het licht en lossen in sommige gevallen mentale "knopen"7, spanningen en kortsluitingen op die de wortel kunnen zijn van neurotische symptomen, waardoor de patiënt verlichting ondervindt en tegelijkertijd een grotere introspectieve vaardigheid ontwikkelt.
Het schrijven, gezien als vertaling van de interne taal in de verbale externe taal, is een activiteit die niet alleen een fase van het vertaalproces in de professionele zin des woords is, maar ook op operatief vlak veel gemeen heeft met de intersemiotische vertaling. Het feit dat de plaats van de brontekst wordt ingenomen door wat Vygotskij «interne taal» noemt en wat Eco aanduidt als «cognitieve typen», en het feit dat de externe verbale taal behalve middel tot expressie ook een instrument voor catalogisering van de ervaring is, heeft veel implicaties voor de geest van de schrijver, het doel van het schrijven en de bestemming van de handeling van het schrijven, waarbij het kan gaan om een natuurlijke persoon (bijvoorbeeld in het geval van een brief) of een hypothetische, impliciete ontvanger, een model-lezer (zoals in het geval van een boek).
6 Vygotskij 1990, p. 346-347.
7 Laing 1970.
Het schrijven kan ook een poging zijn tot autotherapie, tot innerlijke reflectie die geen lezer veronderstelt. Sterker nog, voor sommigen is alleen dit het ware schrijven. De Italiaanse schrijfster Anna Maria Ortese stelt: «Schrijven is zoeken naar rust, en die ook soms vinden. Het betekent naar huis terugkeren. Net als lezen. Wie echt schrijft en leest, dat wil zeggen, alleen voor zichzelf, komt thuis; hij voelt zich prettig. Wie nooit schrijft of leest, of alleen op commando, om praktische redenen, is altijd buitenshuis, ook al heeft hij nog zoveel huizen tot zijn beschikking. Hij is arm, en maakt het leven armer».8
Bij het bespreken van een verhaal van Marco Belpoliti, dat de titel draagt La linea evapora nel piano (De lijn verdampt op het vlak), toont de schrijver Gianni Celati waardering voor de geometrische metafoor van het schrijven als lineaire activiteit waarvan het product zich vermenigvuldigt en een extra dimensie krijgt. «Maar terwijl het idee van de lijn die verdampt en sublimeert in het vlak, op een fantasierijkere manier dan gewoonlijk, aan de geometrie herinnert, herinnert het er ons ook aan dat het schrijven niets anders is dan een lijn die een vlak voortbrengt. Zo verspreiden zich de dagdromen van het intellect (met dank aan Italo Calvino)»9.
In de volgende hoofdstukken zullen wij zien wat voor gevolgen al deze opvattingen over het schrijven hebben voor de handeling van het vertalen.
8 Geciteerd in Celati 1992, p. 11.
9 Celati 1992, p. 22.
Bibliografie
AMERICAN PSYCHOANALYTIC ASSOCIATION Psychoanalytic terms and concepts.
New Haven en London, Yale University Press, 1990. ISBN 0-300-04701-0.
CELATI G. [verzorgd door], Narratori delle riserve. [Vertellers van de reservaten]
Milano, Feltrinelli, 1992. ISBN 88-07-01439-4.
FREUD S. Die Traumdeutung.
Leipzig, Franz Deuticke, 1900.
LAING, R. D. Knots.
New York, Pantheon Books, 1970. ISBN 0-394-43211-8
MARCHESE A. Dizionario di retorica e di stilistica. [Woordenboek van retoriek en stijfiguren]
Milano, Mondadori, 1991. ISBN 88-04-14664-8.
VYGOTSKIJ L. S. Pensiero e linguaggio. Ricerche psicologiche. Oorspronkelijke editie: Mylenie i reč´. Psihologičeskie issledovanija. Moskvà-Leningrad, Gosudarstvennoe social´no-èkonomičeskoe izdatel´stvo, 1934, uitgegeven door L. Mecacci. Bari, Laterza, 1990. ISBN 88-420-3588-2. [Engelse vertaling: Thought and Language, ed. by A. Kozukin, Cambridge, M.I.T. Press, 1979
|
OP HET NET (Italiaans)
MARCHESE A.
FREUD S.
CELATI G.
OP HET NET (Engels)
BELL, R. T. Routledge Encyclopedia of Translation Studies.
VYGOTSKIJ L. S.
American Psychoanalytic Association
LAING, R. D.
|