Logos Multilingual Portal

21. De tekst begrijpen

HomeTerugVooruit


"Hij houdt een stapel drukproeven in zijn armen; hij legt ze voorzichtig neer alsof de kleinste trilling de volgorde van de typografische tekens in de war zou kunnen gooien"1.

In dit tweede deel van onze vertaalcursus, dat gewijd is aan de eerste fase van het vertaalproces - de waarneming van de tekst door de vertaler - zullen we, te beginnen met deze les, aandacht schenken aan een van de belangrijkste hedendaagse werken over de vertaling, de aandacht die dit werk toekomt. Het gaat hier om het boek After Babel van George Steiner, waarvan het eerste hoofdstuk de veelzeggende titel "Begrip als vertaling" draagt. George Steiner is geen semioticus, geen psycholoog, geen linguïst, ook al is hij misschien iets van al deze mensen bij elkaar: hij is echter in de eerste plaats een literair criticus.

Juist om deze reden is de metataal van George Steiner - de taal die hij gebruikt om over vertalen te spreken - niet dezelfde als die van de diverse geleerden en onderzoekers van wie wij, hoe oppervlakkig ook, het denken in de voorgaande hoofdstukken hebben onderzocht. Bij het uitleggen van enkele interessante opmerkingen van Steiner zullen we daarom trachten om wat hij zegt te vertalen in de taal waaraan de lezer van deze cursus inmiddels gewend is geraakt, met de tot nu toe door ons gebruikte terminologie.

Na enkele passages van klassieke Engels auteurs te hebben aangehaald en te hebben gesproken over een aantal interpretaties van de woorden die daarin voorkomen, komt Steiner te spreken over het probleem van de nauwe relatie tussen cultuur en taal. Veel woorden die je tegenkomt in bijvoorbeeld Shakespeare bestaan ook in het hedendaagse Engels, maar vaak is hun betekenis in de cultuur die hen heeft voortgebracht heel verschillend.

Hoe gebruiken de diverse culturen en tijdperken uit de geschiedenis de taal, hoe conventionaliseren of realiseren ze de talrijke mogelijke relaties tussen woord en object, tussen verklaarde betekenis en letterlijke performance?2

Zoals we zien citeert Steiner als hij spreekt over relaties tussen "woord en object", impliciet de werken van Quine en verwijst hij meer in het algemeen naar de hypothese van Sapir en Whorf volgens welke - en dat gebeurde voor de eerste keer in de geschiedenis - de omkering van de relaties tussen taal en cultuur werd gepostuleerd. Volgens deze hypothese, die we in het eerste deel van de cursus hebben behandeld, is de taal niet zo maar een instrument dat een inhoud tot uitdrukking brengt waaraan de cultuur op autonome wijze vorm heeft gegeven, maar leiden verschillende taalstructuren tot verschillende intellectuele structuren en omgekeerd, zodat het onmogelijk is een tekst te interpreteren zonder rekening te houden met zijn culturele coördinaten. Het wordt aldus steeds moeilijker om vorm en inhoud duidelijk van elkaar te onderscheiden, en de semantiek - de leer die de betekenis van woorden en beweringen bestudeert - komt er steeds meer door in moeilijkheden. Net zoals bij de psychoanalyse, waarin de vraag wordt gesteld "Is analyse eindig of eindeloos?", krijgen we ook bij het zoeken naar de betekenis van een tekst te maken met een oneindige reeks interpretaties. En hoe interessanter een tekst ondanks zijn leeftijd is, des te makkelijker valt die eindeloosheid van de interpretatie te constateren, en dat maakt de tekst dan ook voor ons na zoveel tijd nog steeds interessant.

Onderzoek naar de semantische structuur levert heel snel het probleem op van de oneindige reeksen. Wittgenstein heeft zich afgevraagd waar, wanneer en uitgaande van welk rationeel bepaalde criterium het proces van vrije maar potentieel gerelateerde en betekenisvolle associatie in de psychoanalyse als beëindigd kan worden beschouwd. Ook een oefening in "totale lezing" is potentieel oneindig.3

De consequentie die Steiner eraan verbindt is dat elke aandachtige lezing van een tekst een daad van meervoudige interpretatie is die in het merendeel van de gevallen buiten de sfeer van het bewustzijn plaatsvindt. Men kent waarschijnlijk het begrip "false friends" . Hieronder verstaan we woorden, die in een tekst in een andere taal dan de moedertaal van de lezer diens interpretatieve aandacht trekken naar betekenissen die doen denken aan woorden met een soortgelijke klank in die moedertaal. Hierdoor denkt de lezer bij het lezen van het Italiaanse morbido aan "morbide", terwijl het woord in werkelijkheid "zacht" betekent, of moet hij bij het Duitse lehren allereerst denken aan "leren" alvorens hij bedenkt dat het woord overeenkomt met ons "doceren". Net zoals er tussen verschillende talen "false friends" bestaan, bestaan er volgens Steiner ook "false friends" binnen één taal. Steiner geeft een aantal veelzeggende voorbeelden: interest en simplicity, die in Shakespeare betekenissen hebben die sterk verschillen van diegene die een hedendaagse lezer eraan zou toeschrijven. (Of om een voorbeeld uit het Nederlands te nemen: Karel de Stoute ontleent zijn naam niet aan ondeugendheid maar aan dapperheid - want dat betekende het woord in die tijd.)

Steiner stelt dat, zoals we reeds hebben gezegd, de taal in de loop van de tijd verandert, maar niet alleen in de loop van de historische tijd, maar tevens van de subjectieve. Dat is niet alles: ook de metalinguale overdenkingen die wij aan de taal wijden zijn voorbestemd de taal zelf waarover we spreken te veranderen, en daarom is ons onderwerp zo buigzaam en ongrijpbaar op een moment van onbeweeglijkheid.

De som van de gebeurtenissen in de taal neemt niet alleen toe, maar wordt ook gekwalificeerd door elke nieuwe gebeurtenis. Als twee gebeurtenissen op twee verschillende momenten in de tijd plaatsvinden, zijn ze niet perfect identiek. Ook al zijn ze homoloog, ze reageren op elkaar. Wanneer we denken aan de taal, verandert het object van onze reflexie (doordoor kunnen vaktalen of metatalen grote invloed hebben op de omgangstalen). Kort gezegd: zolang we tijd en taal beleven en "begrijpen" in lineaire progressie, zijn beide nauw met elkaar verbonden: ze bewegen en de wijzer staat nooit stil.4

Doordat de status van een woord zo dynamisch is, draagt hij voor een deel zijn eigen geschiedenis met zich mee. Dit komt in wezen neer op het begrip intertekstualiteit - Steiner noemt het nooit maar is voortdurend bezig het te beschrijven. Elk woord, elke uitdrukking draagt ook de geschiedenis van zichzelf met zich mee, en dit is er de oorzaak van dat een volledige lezing5 niet alleen onmiddellijk beschikbare betekenissen oproept, maar ook vagere zinspelingen. Daarvan hebben we een voorbeeld in Steiner zelf gezien in het eerste deel van dit hoofdstuk, toen we de zin over woord en object aanhaalden en de verwijzing naar de theorie van Quine.

Een van bezwaren die gewoonlijk worden gemaakt tegen dit soort theorieën over de ongrijpbare, instabiele aard van de betekenis is, dat dit principe alleen zou gelden voor literaire teksten, maar geen enkele betrekking zou hebben op die teksten die de overgrote meerderheid van de in de wereld circulerende teksten vormen. Ons voorbeeld, dat we hebben ontleend aan Steiners essay, geeft aan dat ook een "droge" informatieve tekst impliciete intertekstuele verwijzingen kan bevatten, in welk geval de lezer - en met meer reden de lezer-vertaler - moet weten wat hem wacht.

Om erin te slagen deze complete lezing tot stand te brengen hebben we verschillende instrumenten nodig, waaraan Steiner de nodige aandacht schenkt. Dit zal het onderwerp vormen van het volgende hoofdstuk.

 

Bibliografische verwijzingen:

CALVINO I. Se una notte d'inverno un viaggiatore, Torino, Einaudi, 1979. (Nederlandse uitgave: Als op een winternacht een reiziger, vert. door H. Vlot, Amsterdam, Bert Bakker 1982).

STEINER G. After Babel. Aspects of Language and Translation, tweede editie, Oxford, Oxford University Press, 1992. ISBN 0-19-282874-6.


1 Calvino 1979, p. 98 (Calvino 1982, p. 80).
2 Steiner 1992, p. 7. Vertaling uit het Italiaans van B. Osimo.
3 Steiner 1992, p. 8. Vertaling van B. Osimo.
4 Steiner 1992, p. 18-19. Vertaling van B. Osimo.
5 Steiner 1992, p. 24.



 



HomeTerugVooruit