Logos Multilingual Portal

23. De slavernij van de verwijzing

HomeTerugVooruit


"Al deze tekens leiden tot de informatie dat het gaat om een klein stationnetje in de provincie [...]"1.

Een ander essay van George Steiner dat van essentieel belang is voor het lezen als eerste interpretatieve handeling die tot de interlinguale vertaling leidt, is Real Presences. De reëel aanwezige dingen waarnaar de titel verwijst zijn de objecten waarnaar - zoals men gewoonlijk aanneemt - de woorden verwijzen. Het woord "gewoonlijk" is hier van groot belang, want Steiner beschouwt de verwijzing juist als een ware slavernij.

Een van de eerste punten waar Steiner op wijst betreft de definitie van het begrip "interpretatie", die hij als volgt ziet: interpreteren betekent betekenissen ontcijferen en overdragen, en dat betekent dus vertalen van de ene taal in de andere, van de ene cultuur en de ene uitvoerende conventie naar de andere. Het betekent het materiaal zodanig uitvoeren en actualiseren dat het een begrijpelijke identiteit krijgt. Elke vorm van lezen maakt een tekst (een vorm van verleden) tot iets dat aanwezig is (dus tegenwoordig), en is daarmee een actualisering van de tekst. Lezen betekent in zekere zin een uitvoering, een interpretatie van de tekst fixeren in ruimte en tijd. Het is niet relevant daarbij vast te stellen of die lezing voor jezelf of voor een publiek wordt uitgevoerd.

Zoals - zij het met andere woorden - is gezegd over de semiosfeer, is het schrijven het resultaat van een reflectie van en over een eerdere vorm van schrijven, en elke tekst is een reflectie van en over voorgaande teksten

waarbij we onder "reflectxie" zowel "weerspiegeling" - hoe drastisch de vertekening bij de waarneming ook is - als een "her-overdenking" verstaan. Door middel van deze verinnerlijkte "re-productie" (en correctie) van voorgaande voorstellingen brengt een kunstenaar die voorstellingen tot uiting die de meest spontane, de meest realistische van zijn visioenen zouden kunnen lijken2.

Als we lezen, geven we de tekst een structuur, scheppen we onderverdelingen en catalogiseren we. Als we daarentegen schrijven, dan voeren we onvermijdelijk reeds geschreven en door ons op een andere manier geïnterpreteerde teksten opnieuw uit. Daardoor leveren wij, als we dat doen, kritiek op de teksten die we herschrijven. Door dit te zeggen maken we een keuze uit de diverse mogelijke ideologieën van de tekst. Er bestaan interpretatietheorieën die een doel als uitgangspunt hebben. Andere theorieën gaan juist uit van een methode, zonder zich a priori een doel te stellen dat ze kunnen bereiken.

Steiner geeft het voorbeeld van de kabbala, een in de Middeleeuwen ontstane joodse leer waarmee de wereld en de Tenach (de joodse bijbel) zouden kunnen worden geïnterpreteerd. De interpretatieve methode van de kabbalisten is erg interessant, omdat ze uitgaat van een telkens nieuwe herlezing van de bijbelteksten om daar een steeds nieuwe, steeds verfijndere betekenis aan te ontlenen. Het feit dat het herlezen van een tekst betekent dat men erin slaagt die tekst beter te begrijpen, impliceert een theorie die in de tekst meerdere niveaus onderkent, waarvan alleen het meest oppervlakkige meteen toegankelijk is. Maar het gaat hier om een leer die zich ten doel stelt iets dat van te voren is omschreven aan te tonen: het bestaan van G'd, de heiligheid van de Tenach, de magie van de letters en de woorden waaruit die bestaat.

Wanneer men echter voor de hermeneutische methode geen ideologische beperkingen opwerpt, dan kan men met de interpretatie alle kanten op. Steiner illustreert dit met het voorbeeld van de Rooms-katholieke kerk en de ketterij. Een ketter was (is) iemand die een interpretatie van de Heilige Schrift gaf die niet overeenkwam met de leer van de Kerk.

Daaruit volgt dat ketterij kan worden gedefinieerd als een "onbeperkte herlezing" en een herwaardering. [...] interpretaties en herwaarderingen, de nieuwe vertalingen, genereren een zich onbeperkt uitbreidende hermeneutiek, ook als zij gebaseerd zijn op een strategie die claimt terug te keren naar de authentieke bron, ook wanneer ze pretenderen het begrip van de primaire tekst te vergroten, en aan te passen aan wat een veranderende wereld nodig heeft3.

Om deze reden werd Luther als ketter beschouwd. Elke vrije lezer is een ketter. Elke lezer die zich verzet tegen het tot elke prijs aantonen van de waarde van een ideologie, de aanwezigheid van de naam G'ds die schuilt gaat tussen de letters van de Tora.

Een voorbeeld van een ideologisch "gecorrigeerde" interpretatieve theorie die met die van de kabbala kan worden vergeleken, is volgens Steiner de psychoanalyse van Freud. Het psychoanalytische principe van de vrije associaties lijkt erg op dat van de individuele tekstinterpretatie. Aan de patiënt die een droom heeft gehad of een gevoel heeft geuit of een herinnering heeft opgehaald, vraagt de psychoanalyticus te vertellen wat er in hem opkomt met betrekking tot die droom of herinnering. Op dat moment wijst de patiënt de psychoanalyticus de weg naar de onbewuste oorzaken van een symptoom.

Steiner legt echter, in het spoor van Wittgenstein4, de nadruk op het moment waarop de analyticus de patiënt onderbreekt omdat hij hem een eigen interpretatie wil voorleggen of hem wil vragen om commentaar of hem meedeelt dat de zitting is beëindigd omdat de vijftig minuten om zijn of omdat de vakantie begint. Dit moment is volkomen arbitrair. Wie weet zou net de minuut na de onderbreking beslissend kunnen zijn om een wezenlijk aspect te ontdekken van de werking van het onderbewuste van de patiënt...

Wij zijn van mening dat deze harde kritiek op de psychoanalytische methode geen rekening houdt met een belangrijk verschil met de kabbala: de psychoanalyse, hoe arbitrair het moment ook is waarop gekozen wordt voor een samenvattende terugblik, heeft niet als doel een stelling te bewijzen. Ze kan de beperking hebben dat ze geen wetenschappelijke methode vormt, omdat ze een aantal arbitraire keuzes oplegt. Aan de andere kant kan men zeggen dat de psychoanalyse tot een conclusie komt - naar de persoonlijke mening van de patiënt - wanneer deze op bevredigende wijze in zijn eigen omgeving kan functioneren. Ook dit is een arbitraire mening, zeker, maar wie anders dan de patiënt zou zich hierover moeten uitspreken? Hetzelfde kan over het lezen worden gezegd, voorzover dit voor elke lezer afzonderlijk iets persoonlijks blijft.

Voor wat het najagen van de betekenis betreft stelt Steiner dat, analoog aan wat zojuist is opgemerkt, de interpretatieve methoden van nut kunnen zijn, mits ze niet a priori betekenissen aanwijzen die ze willen ontdekken. Een woord of een zin wil altijd iets anders zeggen. Ook een elementaire bewering bevindt zich in een context die bewerkstelligt dat de betekenissen ervan kunnen worden verruimd, zoals concentrische cirkels die zich steeds meer verwijden.

Deze omvatten de individuele linguïstische gewoonten, die door het onbewuste worden versneld, en de "kaarten" van de associatieve velden van een bepaalde spreker of schrijver. Ze bevatten, met een concentratie die zich onttrekt aan systematische inventarisering, de geschiedenis van de taal in kwestie en van naburige talen. De sociale, plaatselijke, tijdsgebonden en professionele kenmerken zijn van het grootste gewicht5.

De mogelijke betekenissen, zowel in de taal in het algemeen, als - en nog sterker geprofileerd - in de literatuur, zijn

het exponentiële product van alle mogelijke werelden van betekenis of nonsens, precies zoals ze opgebouwd, voorgesteld, gecontroleerd en bewoond zijn door middel van de interactie van twee vrijheden: die van de tekst, die met de tijd mee in beweging is, en die van de ontvanger6.

Hierdoor zijn de enige theorieën die volgens Steiner van nut kunnen zijn bij het lezen en begrijpen, diegene die methodologisch en descriptief zijn en die zich ertoe beperken kritische instrumenten, zoals semiotische theorieën, te verschaffen.

De geldigheid van de provisorische conclusies waartoe men kan komen, kan maar op één manier worden aangetoond: door die interpretaties in de algemene ruimte te plaatsen en te kijken naar wat voor succes ze hebben bij andere lezers.

 

Bibliografische verwijzingen:

CALVINO I. Se una notte d'inverno un viaggiatore, Torino, Einaudi, 1979 (Nederlandse uitgave: Als op een winternacht een reiziger, vert. door H. Vlot, Amsterdam, Bert Bakker 1982).

STEINER G. After Babel. Aspects of Language and Translation. Tweede druk, Oxford, Oxford University Press, 1992. ISBN 0-19-282874-6.

STEINER G. Real Presences. Is there anything in what we say? London, Faber & Faber, 1989. ISBN 0-571-16356-4.


1 Calvino 1979, p. 11-12 (Calvino 1982, p. ..).
2 Steiner 1989, p. 17. Vertaling uit het Italiaans van B. Osimo.
3 Steiner 1989, p. 44-45. Vertaling uit het Italiaans van B. Osimo.
4 Wittgenstein stelt in de posthuum gepubliceerde gesprekken: "De procedure van vrije associatie enz. is merkwaardig, want Freud maakt nooit duidelijk hoe we te weten kunnen komen waar we moeten stoppen.".
5 Steiner 1989, p. 82. Vertaling uit het Italiaans van B. Osimo.
6 Steiner 1989, p. 83. Vertaling uit het Italiaans van B. Osimo



 



HomeTerugVooruit