Logos Multilingual Portal

28. Het analyseren van de te vertalen tekst - deel drie

HomeTerugVooruit


"Is ze nu pas gearriveerd of heeft ze het lezen vanaf het begin gehoord?"1

Een ander zeer belangrijk element van de vertaalkundige analyse van een tekst is gericht op dat wat in de communicatieleer het "kanaal" van de boodschap wordt genoemd, het middel of medium met behulp waarvan de boodschap wordt verzonden. Ons interesseren hierbij niet de technische aspecten, maar de manier waarop het communicatiemiddel invloed uitoefent op de waarneming van de boodschap, op de hoeveelheid verstrekte gegevens en op het potentieel van het medium in termen van interactiviteit.

Het eerste belangrijke verschil is dat tussen geschreven en gesproken tekst. We merkten al op in de vorige les dat het evenwicht tussen overtolligheid en herhaling wordt bereikt door mede rekening te houden met elementen die niet vervat zijn in de boodschap zelf, maar wel degelijk aanwezig zijn in de impliciete context en daardoor als vanzelfsprekend kunnen worden aangenomen. Bij de directe mondelinge communicatie - daarmee bedoelen we een vorm van communicatie die plaatsvindt in aanwezigheid van de ontvanger en niet bijvoorbeeld per telefoon of via de radio - vallen onder de als vanzelfsprekend aangenomen elementen ook de geografische context van de plaats waar de communicatie plaatsvindt.

De geografie van de directe communicatieve context is nogal simpel, want ze veronderstelt - door middel van deiktische verwijzingen - dat de gesprekspartners dezelfde kennis van de context bezitten. Onder deiktische verwijzingen verstaan we hier uitdrukkingen van met name tijd en plaats die geen absolute chronotopische coördinaten (zoals: "Op 6 mei 2002 in Hilversum") aangeven, maar deze in betrekkelijke termen aanduiden ("Gisteren op die plek", "Eerst is er iemand hierheen gekomen", "Ditmaal is het me gelukt").

In het eerste geval (absolute coördinaten), is iedereen in staat om de plaats en de tijd te herkennen waarnaar volgens de regels wordt verwezen. In het tweede geval (betrekkelijke coördinaten, deiktische uitdrukkingen) lukt het iemand die niet op de hoogte is van de plaats en tijd van de uiting en van nog meer gegevens, niet om deze uit de zin te reconstrueren. In dit laatste voorbeeld is het daarom noodzakelijk om te weten naar welke andere keer de spreker door middel van het woord "ditmaal" verwijst en wat hem nu is gelukt.

"Deixis" is afgeleid van het Oudgriekse woord deíknymi, dat betekent "ik toon, ik wijs aan", en betekent "aanwijzing", en de deixis kan inderdaad worden vergeleken met een aanwijzend gebaar dat de taaluiting soms vergezelt. In sommige talen bestaan handgebaren met de betekenis "kom hier", of "ga weg". Deiktische uitdrukkingen nemen altijd de plaats waar en/of het tijdstip wanneer de communicatie plaatsvindt als vanzelfsprekend aan. Als de plaats waar de zender zich bevindt niet samenvalt met die waar de ontvanger zich ophoudt, impliceert de deixis ook dat deze beide plaatsen bekend zijn (bijvoorbeeld: "Ik kom over een uur daarnaartoe").

De lezer zal zich herinneren wat we hebben gezegd over de dialectiek tussen de eigen wereld en de wereld van anderen, die met name door Jurij Lotman is bestudeerd. In deze termen is de deixis een vorm van communicatie in een eigen wereld die als vanzelfsprekend aanneemt dat de gesprekspartner tot dezelfde eigen wereld behoort en onwetend is van het bestaan van de wereld van anderen. In deze zin is het een naïeve vorm of, zo we willen, een plaatselijke, provinciale vorm van communicatie.

Een ander element dat naast de deixis een rol speelt bij de "directe" communicatie zijn de supra-segmentale verschijnselen. Onder deze heel technische en moeilijk te begrijpen term verstaan we de elementen van de communicatie die niet door het opschrijfbare woord worden doorgegeven. Het gaat hier onder meer om de toon, de intonatie, het accent, de stembuiging, het stemtimbre, de intensiteit (allemaal aspecten die van fundamenteel belang kunnen zijn voor het begrip van de poëtica van het werk, en die overigens bij een nagesynchroniseerde film verloren kunnen gaan), alsmede de duur van de uiting, waaronder ook de pauzes moeten worden gerekend.

Denk maar aan het verschil tussen de uitroep "Mooi hoor!" als die betrekking heeft op een net gedraaide filmscène en wordt geuit door de regisseur, of in de context van een ruzie, als antwoord op een bewering van de spreker die door de gesprekspartner als onpassend wordt beschouwd. Als je de woorden buiten de context neerschrijft, krijg je geen idee van het verschil.

Toch moeten we niet denken dat het verschil tussen schriftelijk en mondeling afdoende is om ons uit de problemen te helpen. Er bestaan mondelinge teksten die ontstaan om te worden opgeschreven, zoals gedicteerde geschriften2, maar ook, wat voor vertalers veel interessanter is, mondelinge teksten die zijn ontstaan om te worden geschreven, of die in geschreven vorm zijn geboren, zoals opgetekende redevoeringen, verhalen, of dialogen binnen een verhaal.

In die laatste gevallen kunnen we een nader onderscheid maken dat te maken heeft met de impliciteit/expliciteit van de aanwezigheid van de orale expressie in de geschreven tekst. In de gevallen dat het orale element meer expliciet aanwezig is, kan de orale tekst zijn aangegeven door aanhalingstekens of andere grafische kunstgrepen die het scheiden van de omliggende geschreven tekst, die verhalend van aard is. Het orale register kan ook zonder enige afbakening in de vertelling voorkomen. De aanwezigheid van de orale communicatie is dan alleen via stilistische analyse waarneembaar, en valt bovendien vaak af te leiden uit de aanwezigheid van deiktische uitdrukkingen.

De informatie die de vertaler volgens Nord moet vergaren met betrekking tot het medium van de te vertalen tekst, betreft in de eerste plaats het soort medium: brochure, handboek, flyer, folder, encyclopedie, boek of tijdschrift. Binnen deze algemene indeling moet dan een nader onderscheid worden gemaakt, bijvoorbeeld tussen dag- en maandblad, een gespecialiseerd tijdschrift en een populariserend blad, en dergelijke.

Van wezenlijk belang zijn ook het formaat van het medium, dat wil zeggen, het aantal lezers waarop het zich richt. Binnen hetzelfde soort medium heeft het feit dat het een groter of kleiner aantal lezers heeft invloed op de heterogeniteit van het soort lezers van dat medium. Natuurlijk zijn dit gegevens die je nooit in absolute zin moet zien, maar in de juiste verhouding tot het totaal aantal potentiële lezers in een bepaalde taal. Zo heeft een Engelstalig dagblad een veel groter lezerspotentieel dan een krant in het Estisch. Als er dus sprake is van een oplage van 500.000 exemplaren, zou dat voor het lezerspubliek in Estland een duizelingwekkend hoog aantal zijn, terwijl het voor het Engelstalig publiek een veel bescheidener aantal vertegenwoordigt.

Bij een gelijk totaal aantal potentiële lezers richt een publicatie in een oplage van een miljoen exemplaren zich tot een veel rijker geschakeerd publiek dan een blad met een oplage van tienduizend, en daardoor is het logischerwijs minder specialistisch, meer populair-wetenschappelijk, minder plaatselijk en minder specifiek van aard. Als we het hebben over boeken, kan een goedkope pocketeditie van een klassiek werk zoals je soms in de kiosk of tijdschriftenshop kunt kopen, veel meer lezers bereiken dan een dure, genummerde uitgave van hetzelfde boek met mooie omslag en fraaie afwerking, of dan een uitgave van een vrij onbekend werk uit een weinig verspreide cultuur, die ook in de ontvangende cultuur amper bekendheid geniet.

Het is niet gezegd dat als men het medium kent, men daaruit altijd de communicatieve intentie kunt afleiden, maar vaak is het soort medium een belangrijke indicatie voor wat het doel van de tekst is geweest. Het is heel goed mogelijk dat een serieus en veel gelezen dagblad een komisch artikel of een roddelbericht opneemt, of een andere bijdrage die scherp contrasteert met wat men mag verwachten van de gewoonlijk beschaafde toon van zo'n krant, maar áls het gebeurt, dan komt er een sterke nadruk te liggen op zo'n artikel, juist vanwege de ongewoonheid van de gebeurtenis. Wanneer een medium geclassificeerd wordt, is het noodzakelijk vast te stellen of zijn kenmerken specifiek zijn voor een cultuur, voor een groep culturen, dan wel universeel van aard zijn: het is evident dat dit van belang is voor de vertaling van de teksten van dat medium naar een andere cultuur, waar de rol van een medium een heel andere kan zijn.

Bij het vertalen in de praktijk krijgen we vaak te maken met fotokopieën, weggegooide versies, internet-bestanden, e-mails en andere vormen van onvolledig doorgegeven teksten, of beter gezegd, van overdracht van de tekst zonder zijn grafische context - waaronder we omslagen verstaan, notenapparaten, bijlagen, en andere samen met de tekst die we in handen hebben gepubliceerde teksten. Om die reden is het heel belangrijk dat een vertaler probeert zich bij de bron (meestal de opdrachtgever) alle weggelaten onderdelen te verschaffen om zo goed mogelijk de kenmerken te reconstrueren van het communicatiemiddel waaraan de tekst is ontleend.

 

Bibliografische verwijzingen:

CALVINO I. Se una notte d'inverno un viaggiatore, Torino, Einaudi, 1979 (Nederlandse uitgave: Als op een winternacht een reiziger, vert. door H. Vlot, Amsterdam, Bert Bakker 1982).

NORD C. Text Analysis in Translation. Theory, Methodology, and Didactic Application of a Model for Translation-Oriented Text Analysis, uit het Duits vertaald door C. Nord en P. Sparrow, Amsterdam, Rodopi, 1991, ISBN 90-5183-311-3.


1 Calvino 1979, p. 69 (Calvino 1982, p.58).
2 Nord 1991, p. 57.



 



HomeTerugVooruit