"Wij kunnen nog slechts leven en denken in flarden tijd die zich elk langs een eigen baan verwijderen en meteen verdwijnen"1
De eerste handeling van de lezer hangt samen met de waarneming van de tekst, een handeling die tot op zekere hoogte doet denken aan de waarneming van een voorwerp. Het verschil, zo kan men betogen, ligt in het feit dat het waarnemen van een tafel een directere ervaring is dan het waarnemen van een woord, bijvoorbeeld het woord "tafel". In het eerste geval wordt het waargenomen object niet geïnterpreteerd, maar simpelweg geassimileerd, omdat een object is wat het is; daarentegen kan in het tweede geval het woord "tafel" in elk van ons worden geassocieerd met verschillende mentale materialen, verschillende interpretanten, waardoor de waarneming van een woord een interpretatieve daad is.
Maar in de semiotiek is ook de tafel een teken, niet uitsluitend een object: de waarneming van een bepaalde tafel door een bepaalde persoon leidt tot mentale interpretatieve ketens, net zoals gebeurt bij de waarneming van het woord "tafel". Ook met de tafel als object zijn betekenissen verbonden van zowel culturele als subjectieve aard, zoals geldt voor tekens van verbale aard. Daarom is de tafel een teken, zij het ook niet een verbaal teken: het behoort tot een andere code, of beter nog, tot meerdere andere codes, en het heeft een betekenis die verandert met de cultuur waartoe het behoort.
Een voorbeeld: in de traditionele Japans en Osmaanse culturen werd uitsluitend gezeten aan lage tafels. Het Turks noemde die vehpa, het Japans shokutaku. Met de verwestersing die vanaf de XIXe eeuw de Osmaanse en later ook de Japanse cultuur kenmerkt, kwamen tafels zoals wij die kennen in zwang; de traditionele betekenis veranderde dus. Daarvoor werd ook in de taal een nieuw woord ingevoerd: in het Turks masa, dat teruggaat tot het Latijnse
, in het Japans teeburu, dat is afgeleid van het Engelse "table".
Om hetzelfde begrip in andere termen uit te drukken, zouden we kunnen zeggen dat ook terwijl we voorwerpen of personen waarnemen, we aan het lezen zijn. De bekende Italiaanse schrijver Italo Calvino schreef:
Lezeres nu word je gelezen. Je lichaam wordt onderworpen aan een systematische lezing via de informatiekanalen van de tastzintuigen, het gezicht, de reuk, niet zonder tussenkomst van de smaakpapillen. Ook het gehoor krijgt zijn deel, gespitst op je zuchten en je kreetjes. [...] en alle tekens die op de grens liggen tussen jezelf en de gebruiken en gewoonten, het geheugen, de prehistorie, de mode, alle codes, alle armzalige alfabetten waardoor een menselijk wezen op bepaalde ogenblikken denkt [...] te lezen2.
De waarneming van ieder object - in de wijdste zin des woords opgevat - is slechts een deductie die wij uitvoeren, waarbij wij de zintuiglijk waargenomen gegevens aanvullen met wat we weten en wat we verwachten.
Wij zullen nader ingaan op de kwestie van de waarneming van de tekst door uit te gaan van de algemene waarneming, in het bijzonder van een activiteit die scanning wordt genoemd, die belangrijk is als instrument voor het vergaren van informatie over de omgeving. Gewoonlijk associëren wij het Engelse werkwoord to scan met de scanner, maar de term is in deze betekenis al eeuwen gebruikt voordat er scanners op de markt kwamen. Toch bestaan tussen beide begrippen duidelijke verwantschappen: we tasten ("scannen") de omgeving af en doen daarbij waarnemingen over objecten en woorden. Maar ook een scanner die met een computer is verbonden werkt op dezelfde wijze - zij het ook op een veel minder ontwikkeld niveau - en is desgewenst in staat om schrifttekens te herkennen en de beelden ervan te reproduceren.
De activiteit van het scannen bestaat eruit delen van een sequentie (een reeks feiten) waar te nemen. Dat gebeurt achtereenvolgens, dat wil zeggen, niet gelijktijdig. Zoals J. J. Gibson opmerkt in The Senses Considered as Perceptual Systems, gaat de mens ook in het geval van scannen van non-verbale tekens in elk geval op zoek naar een betekenis:
[...] the human individual can visually scan a picture for its design, but what he is generally in search of is meaning. The esthete may practice discrimination and enjoy the structure of a painting or the composition of music, but this is a sort of perceptual luxury3.
In wezen zoekt de mens de betekenis van de voorwerpen die hem omringen, en dit is de belangrijkste functie van de waarneming vanuit een pragmatisch gezichtspunt. Op de "perceptieve luxe", met andere woorden, de overgevoeligheid van de waarneming van de estheet, de literaire criticus en de vertaler zullen we nog terugkomen wanneer we het zullen hebben over de interpretatie van de literaire tekst. Op dit moment interesseert ons de pure waarneming, die, net als alle functies die in de biologische evolutie zijn geselecteerd volgens het Darwiniaanse beginsel van de survival of the fittest, berust op zuinigheid en doelmatigheid.
Wanneer we lezen, ontvangen we schijnbaar een reeks opeenvolgende optische prikkels, geen gelijktijdig overzicht: dat is de naïeve sensatie die wij ook hebben wanneer wij meer in het algemeen om ons heen kijken in de wereld4. Als we ervan uitgaan dat het minimale resultaat van het lezen op het vlak van de betekenis is dat we een totaalbeeld krijgen (in de vorm van een woord of bewering) en geen simpele successie van schrifttekens, zouden we intuïtief het bestaan kunnen veronderstellen van een soort "buffergeheugen" of "kortetermijn-geheugen" dat ons in staat stelt een synchrone mentale "foto" te maken van de afzonderlijke, in de tijd verspreide waarnemingen. Dat is geen absurde hypothese: ook de waarnemingspsychologen dachten dat tot 1966.
Sommige experimenten waarover Gibson schrijft, wijzen echter in de richting van een waarneming van ruimtelijke en tegelijkertijd temporale aard, waardoor niet alleen afzonderlijke "brokstukken" worden onderscheiden, maar complete, onveranderlijke elementen. De eerste waarneming levert al een globaal onderscheid tussen bekende en niet bekende elementen op. De waargenomen sequenties bevatten al het totale panorama, waardoor het niet nodig is zijn toevlucht te nemen tot begrippen als "buffergeheugen" of "kortetermijn-geheugen" - zoals men vóór Gibson deed - om de sequenties aan te passen aan het totaalbeeld (in ons geval aan het woord, de bewering, de tekst)5.
We zijn in staat een geschreven bewering waar te nemen en te herkennen, ook al hebben we haar nog nooit in precies diezelfde vorm gezien, ook als de bewering onvolledig is, als er een koffievlek op de bladzij zit of als de tekst een tik- of drukfout bevat. Dit is te danken aan het feit dat ons systeem van netvlies, zenuwen en spieren is ingesteld op onveranderlijke informatie en in staat is die te ontvangen, mede dankzij de bewegingen van de organen die verantwoordelijk zijn voor de zintuiglijke waarneming (dat wil zeggen, in ons geval, voornamelijk de herhaaldelijke bewegingen van het oog), die een overlapping van prikkels (overlapping stimulation) veroorzaakt.
Met andere woorden, wij nemen meerdere malen dezelfde objecten waar - dezelfde woorden of zinnen - omdat wij met ons oog van boven naar beneden en van rechts naar links snellen, totdat we een perceptief panorama, hebben gecreëerd, een overzicht dat we als compleet en bevredigend ervaren. Als de waarneming bestond uit een serie opeenvolgende prikkels, zoals de theorieën van vóór Gibson veronderstelden, dan zouden wij doublures waarnemen van de woorden of zinnen die ons oog meerdere malen aftast (scant). Maar dat is niet zo. Reeds de simpele waarneming verschaft ons een compleet beeld van de bewering, zonder dat het nodig is uit te gaan van een "buffergeheugen" dat bestaat uit engrammen of mnemonische sporen, sporen van prikkels in het geheugen.
Toch is het begrip geheugen hier van belang, echter niet vanwege de individuele waarnemende handeling, maar vanwege de herhaalde waarneming. De onveranderlijke elementen die een waarnemer erin slaagt te herkennen zijn minder verfijnd dan de onveranderlijke elementen die hij weet te isoleren na vele malen teksten te hebben gelezen:
[...] an observer learns with practice to isolate more subtle invariants during transformation and to establish more exactly the permanent features of an array6.
Dit brengt ons ertoe te stellen dat het perceptief systeem de herkende objecten als reeds eerder waargenomen objecten onderscheidt van als anders herkende en nog niet eerder waargenomen objecten. Dankzij het geheugen kan de waarnemer een diachronische reeks waarnemingen van objecten (of beweringen) creëren die in schijn gelijk zijn, en in de loop der tijd leren om subtielere, meer geraffineerde verschillen aan te brengen.
In het volgende hoofdstuk zullen wij ons bezig houden met deze onderwerpen, en van het probleem van het aftasten of scannen van de omgeving overschakelen op dat van het vergaren van de informatie.
Bibliografische verwijzingen:
CALVINO I. Se una notte d'inverno un viaggiatore, Torino, Einaudi, 1979 (Nederlandse uitgave: Als op een winternacht een reiziger, vert. door H. Vlot, Amsterdam, Bert Bakker 1982).
GIBSON J. J. The Senses Considered as Perceptual Systems, Westport (Connecticut), Greenwood Press, 1983, ISBN 0-313-23961-4. Eerste druk: 1966.
1 Calvino 1979, p. 8 (Calvino 1982, p. 9).
2 Calvino 1979, p. 155 (Calvino 1982, p. 126).
3 Gibson 1983, p. 250.
4 Gibson 1983, p. 251.
5 Gibson 1983, p. 262.
6 Gibson 1983, p. 265.