"Vandaag is de een het voorwerp van de lectuur van de ander, ieder leest in de ander zijn niet geschreven verhaal"1
In les 29 hebben we een aantal opmerkingen gemaakt over de tijd van de taaluiting en de wijze waarop de brontekst is geschreven. Voor wat betreft de doeltekst, dat wil zeggen de tijd van de handeling van het vertalen, speelt dit element alleen een rol wanneer beide teksten niet uit dezelfde tijd stammen.
Als de brontekst uit een andere tijd afkomstig is, wordt de analyse ervan beïnvloed door het gebruik dat we ervan willen maken. Een alternatief betreft de keuze tussen modernisering en historisering van de brontekst. Passen we dat eerste model toe, dan worden de chronologische verwijzingen naar de tijd van de brontekst gewijzigd en aangepast aan de tijd van de doeltekst, om ze beter te doen sporen met het heden van waaruit de lezer de tekst benadert. Zo hoeft de lezer zich niet te verplaatsen naar het verleden. Bij het tweede model, de historisering, wordt het chronologische gegeven in zijn waarde gelaten als historisch gegeven, en als zodanig behouden. Wanneer de woordenschat van de doeltaal ontoereikend is om alle objecten uit de brontekst te beschrijven, wordt voor de desbetreffende historische realia de taal van de brontekst gebruikt. In dat geval moet de lezer van de doeltekst zijn eigen ontvankelijkheid terugprojecteren in de tijd en, eventueel met behulp van een metatekstuele structuur, de afstand in de tijd tussen hemzelf en de brontekst overbruggen.
De praktische gevolgen van het zojuist geschetste verschil in benadering bij de vertaalkundige analyse liggen op het vlak van focalisering van de aandacht van de vertaler.
Bij de moderniserende benadering, is het belangrijkste punt waarop de aandacht van de lezer-vertaler wordt gericht het heden, met andere woorden: de culturele context van de modellezer die hij voor ogen heeft. Elk element van de brontekst wordt geprojecteerd op het profiel van de modellezer, en de hele sector waarin beide niet met elkaar overeenkomen, het gebied van niet-overlapping van beide, wordt "weggesneden", geëlimineerd uit de kanalen van de zuivere interlinguale tekstuele vertaling, en mentaal langs de kanalen van de moderniserende transformatie geleid. De vertaalkundige analyse wordt daarmee in dit geval gekenmerkt door een voortdurend proces van projectie van de brontekst in het heden van de vertaler, van projectie vooruit in de tijd dus. In het middelpunt van deze analyse staat de tijd van de doeltekst, en rondom de aanpassing van de brontekst aan de categorieën van de cultuur van de doeltekst krijgt de vertaalstrategie gestalte.
In het historiserend perspectief daarentegen ligt het voornaamste punt waarop de lezer-vertaler zijn aandacht richt in het verleden, en valt samen met de culturele context van de brontekst. Elk element van de cultuur van de modellezer van de doeltekst wordt geprojecteerd op de verschijningsvorm van de brontekst. Het hele gebied waar beide niet samenvallen, waar beide elkaar niet overlappen, wordt vervolgens "weggesneden", geëlimineerd uit de kanalen van de zuivere interlinguale tekstuele vertaling, en mentaal langs de kanalen van de behoudende historisering geleid. De vertaalkundige analyse wordt daarmee in dit geval gekenmerkt door een voortdurend proces van projectie van het heden van de vertaler op de brontekst, van projectie achteruit in de tijd dus. In het middelpunt van deze analyse staat de tijd van de brontekst, en rondom het behoud ervan krijgt de vertaalstrategie gestalte.
Om beide houdingen ten opzichte van het vertaalproces met concrete voorbeelden te illustreren laten we een strofe van Poesjkins Jevgénij Onégin volgen in de vertaling van Charles Johnston uit 1977 en in die van Vladìmir Nabókov uit 1964. Geen van beide is de absolute en volmaakte belichaming van de beide uitgangspunten, maar wij zijn van mening dat Johnstons ideaal van een vertaling meer de kant uitgaat van de modernisering en dat van Nabókov meer filologisch is gericht:
There came a murmur, for a fleeting
moment the assembly seemed to shake...
that lady the hostess was greeting,
with the grand general in her wake -
she was unhurried, unobtrusive,
not cold, but also not effusive,
no haughty stare around the press,
no proud pretensions to success,
no mannerism, no affectation,
no artifices of the vain...
No, all in her was calm and plain.
She struck one as the incarnation -
Shishkov, forgive me, I don't know
the Russian for le comme il faut.
Laten we nu kijken naar Nabókovs vertaling:
But lo! the throng has undulated,
a whisper through the hall has run....
Toward the hostess there advanced a lady,
followed by an imposing general.
She was unhurried,
not cold, not talkative,
without a flouting gaze for everyone,
without pretensions to success,
without those little mannerisms,
without imitational devices....
All about her was quite, simple.
She seemed a faithful reproduction
du comme il faut... (Shishkóv, forgive me:
I do not know how to translate it).
Johnston heeft bij het vertalen duidelijk een modellezer in gedachten, wat tot uiting komt in zijn zorg voor het bewaren van het rijm als kenmerk van de poëzie, wat overigens een stereotype opvatting is. Nabókov van zijn kant begint in de bijzonder uitgebreide doeltekst (met een kritisch apparaat dat ongeveer tien maal zoveel ruimte in beslag neemt als de vertaalde tekst) uit te leggen, dat naar zijn mening de dominant van Poesjkins dichtwerk de metriek is, namelijk de jambische tetrameters die het werk kenmerken en die later tot een klassiek metrum zijn geworden, waaraan men de benaming "oneginiaanse tetrameters" heeft gegeven. Daarom heeft Nabókov in zijn doeltekst gekozen voor jamben, die, als het lukt, tevens tetrameters vormen. Een uitzondering vormt bijvoorbeeld het vers "She was unhurried", dat een zogenaamd dimetrum vormt. Natuurlijk dwingt de beperking van het rijm, die impliciet als dominant van de tekst is aangewezen, Johnston tot acrobatische toeren om de totale opbouw van de strofe (eerder dan de versvorm) in het structurele gareel te krijgen dat hij zichzelf heeft opgelegd.
Wat voor algemeens kunnen we zeggen over het probleem van de modernisering versus historisering van de vertaalde teksten? De eerste benadering kunnen we zien als meer passend in een strategie die de lezer wil onderhouden met een gemakkelijker genietbare en dus minder vermoeiende tekst. De tweede is geschikter om de kennis van de lezer over culturen die van de zijne verschillen te vergroten. Misschien kunnen we ook hier spreken over "onderhouden", maar in het eerste geval is het onderhouden "in eigen huis", gedreven door het verlangen zich te vermaken zonder uit zijn eigen bekende wereld te hoeven stappen. De tweede benadering geeft juist een avontuurlijker wijze van vermaken, die meer nieuwsgierigheid voor het onbekende, het nieuwe en het andere veronderstelt.
Vanuit de optiek van de rol van de vertaalvaardigheid, legt de modernisering de nadruk op het vermogen van de vertaler om zich voor een publiek begrijpelijk te maken en daarmee tevens het vermogen het publiek waarmee men te maken heeft te leren kennen en in te spelen op wat het wil. De vertaalkundige analyse van de moderniserende vertaler streeft ernaar om voor elke gegeven verwijzing iets overeenkomstigs te zoeken in de doelcultuur dat het oorspronkelijke element kan vervangen. De historisering streeft ernaar om de nadruk te leggen op de filologische capaciteiten van de vertaler en op zijn vermogen op interessante wijze elementen van een verre cultuur te presenteren en zo de nieuwsgierigheid van de lezer te prikkelen en een leesbaar en niet te zwaar metatekstueel apparaat te creëren.
Bibliografische verwijzingen:
CALVINO I. Se una notte d'inverno un viaggiatore, Torino, Einaudi, 1979 (Nederlandse uitgave: Als op een winternacht een reiziger, vert. door H. Vlot, Amsterdam, Bert Bakker 1982).
NORD C. Text Analysis in Translation. Theory, Methodology, and Didactic Application of a Model for Translation-Oriented Text Analysis, uit het Duits vertaald door C. Nord en P. Sparrow, Amsterdam, Rodopi, 1991, ISBN 90-5183-311-3
PUSHKIN A. Eugene Onegin, vertaald door C. Johnston, London, Penguin, 1977, ISBN 0-14-044394-0.
PUSHKIN A. Eugene Onegin, vertaald door V. Nabokov, Princeton, Princeton University Press, 1975, ISBN 0-691-01905-3.
1 Calvino 1979, p. 156 (Calvino 1982, pp. 127-128).