Logos Multilingual Portal

33. Lexicon, syntaxis, interpunctie

HomeTerugVooruit


"Hoe speel je het klaar niet de schrijvers te verslaan maar de functie van de schrijver, het idee dat er achter ieder boek iemand staat die garandeert dat er een waarheid zit in die wereld van schimmen en verzinsels, alleen al vanwege het feit dat hij er zijn eigen waarheid in gelegd heeft, dat hij zichzelf geïdentificeerd heeft met die constructie van woorden?"1.

Het lexicale aspect van de vertaalkundige analyse mag niet verwaarloosd worden, ook al is het dat wat het meest naar voren komt en daardoor het risico loopt als vanzelfsprekend te worden beschouwd. De markering van de tekst is een cultuurgebonden verschijnsel, en de vertaler moet rekening houden met de gemarkeerde eigenschappen in de zendende cultuur om te besluiten hoe hij deze in de doeltekst vertaalt of, indien een tekstuele vertaling niet mogelijk is, hoe hij moet omgaan met het residu.

De lexicale markering komt bijvoorbeeld tot uiting in het gebruik van een uit zijn context gelicht lexicon. Het kan hierbij gaan om vakjargon buiten de technische sector waartoe het behoort, of om een woordenschat die tot een ander register behoort dan de in de co-tekst van de uiting gebezigde, om stijlfiguren die uitzonderlijk of ongewoon zijn in die context, uitdrukkingen van regionale herkomst binnen een met de standaardtaal verbonden lexicon, vormen van sociolect, idiolect enzovoorts. Ook bestaat er syntactische markering, waarin de zinsconstructie intentioneel ongewoon is, afwijkend, dit om bepaalde expressieve doelstellingen te verwezenlijken.

We nemen als voorbeeld de zin die syntactisch gesproken een standaardzin vormt:

Rode wijn helpt trombose te voorkomen.

En kijken nu naar dezelfde zin, die door middel van syntactische dislocatie gemarkeerd is.

Rood is de wijn die trombose helpt te voorkomen..

In deze laatste versie dient de markering van de uiting ertoe de aandacht van de lezer te vestigen op de kleur van de wijn, terwijl dit detail in de standaardversie veel meer op de achtergrond bleef. Voor de vertaler is het uiterst belangrijk deze aspecten op te pakken, en daarom moet hij over een zeer grondige kennis van de standaardconstructies van de brontaal en -cultuur beschikken.

Ook de lexicale collocatie kan normaal (standaard) of gemarkeerd zijn, en het herkenen van dit aspect vereist veel gevoeligheid, ook doordat de woordenboeken, misschien om redenen van beschikbare ruimte, nogal weinig voorbeelden geven, en men slechts met heel veel geluk de gezocht collocatie te midden van de voorbeelden kan terugvinden. En ook wanneer de gezochte collocatie in een woordenboek is opgenomen, bestaat er geen enkele zekerheid over de spontaniteit van de uiting (ze zou door de auteur van het woordenboek kunnen zijn geproduceerd om een voorbeeld te kunnen geven) of over de gebruiksfrequentie van die collocatie. We geven weer een voorbeeld:

Ze had kleurig haar.

Bij deze zin beseft een Nederlandse native speaker dat het hier gaat om een gemarkeerde collocatie van het bijvoeglijk naamwoord "kleurig". Vaak vertaalt de vertaler echter naar zijn eigen taal, en leest de brontekst dus in een vreemde taal. Niet altijd zal hij dus de gevoeligheid en de kennis van de andere taal hebben om zonder enige twijfel vast te stellen of een bepaalde collocatie gemarkeerd is.

Een zo bijzondere collocatie als "kleurig" maakt het nodig een beroep te doen op de autoriteit, het gezag van de tekst. Als we kunnen uitsluiten dat de schrijver tekort schiet in zijn taalvaardigheid, mogen we veronderstellen dat de ongebruikelijke collocatie gewild is. Normatieve overwegingen doen in dergelijke gevallen niet ter zake, want de vertaler wordt vrijwel nooit gevraagd om een werk te corrigeren (hij wordt niet verondersteld op dit gebied deskundig te zijn, want dat is de taak van de redacteur). De gewone activiteit van de vertaler neigt naar het descriptieve en eventuele grensoverschrijdingen naar het gebied van de correcties moeten soms meer als onbewust worden gezien dan als intentionele uitvoering van de taak van een ander.

Wat een vertaler begrijpt uit een collocatie als "kleurig haar" is dat de auteur iets anders heeft willen uitdrukken dan dat wat hij kon uitdrukken met "geverfd haar". Het is daarom de taak van de vertaler te beslissen op welke wijze hij die markering weergeeft: hetzij met een net zo onwaarschijnlijke markering of met een andere expressieve kunstgreep.

Bij eventuele twijfel moet de vertaler controleren of zijn achterdocht gefundeerd is, om te besluiten hoe hij de lezer van de doeltekst te verstaan geeft dat er sprake is van een associatieve syntagmatische eigenaardigheid. In de meeste gevallen zal de vertaling standaardiserend uitvallen wanneer de vertaler niet zeker is van de markering van de taaluiting. De gemarkeerde kenmerken worden dan onderdrukt. De vertaler bewijst zo zeker geen goede dienst aan de brontekst en al evenmin aan de lezer van de vertaling. Voor de praktische instrumenten die nuttig zijn bij het opzoeken en controleren van dergelijke expressieve eigenaardigheden verwijzen we naar het vierde deel van de cursus.

Daar zowel de lexicale markering (zoals duidelijk is) als de syntactische markering cultuurgebonden zijn, is het geheel van keuzen bij deze elementen niet van primair belang. Ook Nord stelt dat een metafoor niet per se met een metafoor en een vergelijking niet per se met een vergelijking moet worden vertaald. Dit principe zou geldig zijn als talen en culturen isomorf waren, dat wil zeggen, dezelfde vorm hadden, maar we weten dat dit niet zo is.

Een ander element dat gemarkeerd kan zijn, is de lengte van de zin en het soort zin (beweringen, vragen, uitroepen, elliptisch taalgebruik). Ook deze eigenschap is cultuurgebonden. We weten bijvoorbeeld dat het hedendaags Engels neigt naar het gebruik van korte zinnen, terwijl andere talen - zoals het Italiaans of het Turks - vaker complexe structuren gebruiken, die soms minder goed te ontcijferen zijn.

Binnen de cultuur waar hij zich mee bezighoudt, tracht de vertaler daarom de zin te plaatsen op de as die loopt van eigenaardigheid tot normaliteit, en als er sprake is van een bijzonder gebruik, kijkt hij of hij te maken heeft met regionale, sociale, sectorgebonden of individuele markering van de auteur, van het personage enz.

Deze overwegingen hangen af van de gekozen vertaalstrategie en van het soort tekst waarmee hij te maken heeft, maar interlinguale vertaling houdt niet noodzakelijk in dat de vertaler de lengte van de zin of het soort zin moet aanpassen. Deze grondregel wordt vaak in vertaalcursussen geformuleerd, maar men moet er behoedzaam mee omgaan en er alleen in die gevallen gebruik van maken waarin de vertaling een sterk informatief oogmerk heeft en nauwelijks expressieve doelstellingen nastreeft.

Voor wat supra-segmentale kenmerken betreft (zie hiervoor ook de lessen 17 en 28 van dit tweede deel van de cursus) is het interessant om te zien wat deze in orale teksten bijzonder opvallende eigenschappen voor neerslag hebben in geschreven teksten. Een mogelijkheid biedt hier het gebruik van onomatopeeën, bijzondere spellingen van de woorden (bijvoorbeeld om een bijzondere uitspraak mee aan te geven), en van de interpunctie. Ook voor de interpunctie bestaan trouwens cultuurgebonden normen, maar in zekere mate wordt ook in culturen met strengere regels overschrijding hiervan toegelaten.

Nord geeft een voorbeeld van supra-segmenteel gebruik in de schrijftaal en vergelijkt twee zinnen:

John, Peter, Mary, Paul were there.

en

John and Peter and Mary and Paul were there2.

De simpele keuze van een asyndetische, losse opsomming (in dit geval met komma's) verleent aan de tekst een sneller ritme dan de polysyndetische constructie (in dit geval met een herhaald voegwoord "en"), waar ook bij het stil lezen de aandacht meer gevestigd wordt op de afzonderlijke termen van de opsomming. We kunnen hier nog bij opmerken dat beide voorbeelden die hier zijn gegeven waarschijnlijk gemarkeerd zijn in de meeste culturen, omdat de standaardvorm veelal gemengd is, en wel als volgt:

John, Peter, Mary and Paul were there.

 

Bibliografische verwijzingen:

CALVINO I. Se una notte d'inverno un viaggiatore, Torino, Einaudi, 1979 (Nederlandse uitgave: Als op een winternacht een reiziger, vert. door H. Vlot, Amsterdam, Bert Bakker 1982).

NORD C. Text Analysis in Translation. Theory, Methodology, and Didactic Application of a Model for Translation-Oriented Text Analysis, uit het Duits vertaald door C. Nord en P. Sparrow, Amsterdam, Rodopi, 1991, ISBN 90-5183-311-3


1 Calvino 1979, p. 159 (Calvino 1982, p. 129).
2 Nord 191, p. 125.



 



HomeTerugVooruit