34. Equivalentie of metafoor?
|
|
"Altijd al droomde Ermes Marana van een literatuur die helemaal bestond uit apocriefe werken, valse toeschrijvingen, imitaties, plagiaten en pastiches"1.
In een kort essay presenteert Gregory Rabassa met een fijn gevoel voor humor argumenten, waarmee hij lichtvoetig maar radicaal afrekent met iedere pretentie van equivalentie tussen talen en - naar wat hij beweert - kunsttalen als die van de wiskunde. Doordat we gewend zijn te denken dat een uitdrukking als 2 = 2 correct is, komt het niet bij ons op dat "de tweede 2 duidelijk jonger is dan de eerste, en er dus niet aan gelijk kan zijn"2. Maar hier maakt Rabassa duidelijk een grapje door belang te hechten aan de leeftijd van een wiskundig teken en daarmee het getal als het ware uit zijn context te lichten en het in te passen in een minder wetenschappelijke, menselijker omgeving.
Net zoals wiskundigen tegenwoordig voorzichtiger zijn dan vroeger met het plaatsen van een gelijkteken tussen twee getallen (ofschoon boekhouders en accountants dat gelukkig blijven doen), en liever spreken van benadering, niet van gelijkwaardigheid, zo zouden ook wij met nog veel meer reden een korreltje zout moeten gebruiken alvorens we zekerheden uiten over de betekenissen van woorden.
In zekere zin kan het vanuit vele gezichtspunten verstandig zijn te pretenderen dat 2 gelijk is aan 2. Dat is heel begrijpelijk als we bedenken dat de getallen door de mens zijn geschapen binnen een isomorfe code, dat wil zeggen, in een systeem dat bestaat uit elementen die allemaal een gelijke vorm hebben of een vorm die vergelijkbaar is met die van de andere elementen. De relaties tussen getallen kunnen ook op andere wijze coherent worden uitgedrukt. Zo is bijvoorbeeld 3 de som van 2+1, en ook van 1+1+1, maar ook het product van 1 x 3. Getallen bestaan door hun onderlinge relaties, en daarom mag het ons niet verbazen dat 9 : 3 gelijk is aan 3, daar 3+3+3 gelijk is aan 9.
Woorden zijn daarentegen geschapen, ontstaan nog steeds en veranderen voortdurend op een vrije en spontane wijze. Hun semantische inhoud verandert met de tijd, de ruimte, de individuen en de culturen waarin ze leven. Het heeft dan ook geen enkele zin te trachten ze op te sluiten in rigide betekenisschema's of te proberen wiskundeachtige trucjes te gebruiken, zoals wanneer we zouden wagen te beweren dat "lopen = voortbewegen + benen/poten". Altijd dient zich een reeks beweringen aan die zo´n veronderstelde equivalentie loochenstraffen: "een risico lopen, met molentjes lopen, in de gaten lopen, enz.".
Anders dan getallen drukken woorden niet alleen een met een object verbonden betekenis uit, maar ook de houding van de spreker ten opzichte van dat object. "Een woord is niets anders dan de metafoor van een object, of, in sommige gevallen, van een ander woord"3. De impliciete vergelijking veronderstelt een bijzondere wijze van uiten van het aangegeven object, niet een "neutrale" uiting ervan.
Rabassa herinnert toepasselijk aan een passage uit Gulliver's Travels waar in de Academie van Lagado het probleem van de marge van onbegrip op heel originele, zij het misschien weinig praktische wijze wordt opgelost:
The other, was a Scheme for entirely abolishing all Words whatsoever: And this was urged as a great Advantage in Point of Health as well as Brevity. [...] An Expedient was therefore offered, that since Words are only Names for Things, it would be more convenient for all Men to carry about them, such Things as were necessary to express the particular Business they are to discourse on. [...] many of the most Learned and Wise adhere to the new Scheme of expressing themselves by Things; which hath only this Inconvenience attending it; that if a Man's Business be very great, and of various Kinds, he must be obliged in Proportion to carry a greater Bundle of Things upon his Back [...] Another great Advantage proposed by this Invention, was, that it would serve as an universal Language to be understood in all civilized Nations, whose Goods and Utensils are generally of the same Kind, or nearly resembling, so that their Uses might easily be comprehended 4.
Swift doet zoals altijd net alsof hij het heeft over andere tijden en andere plaatsen, terwijl hij in werkelijkheid een beschuldigende vinger uitsteekt naar de maatschappij en de cultuur waarin hij zelf leeft. Hij is heel scherp in zijn impliciete oordeel over de problemen van de decodering van woorden. Eigenlijk zou alleen de gelijktijdige aanwezigheid van de auteur, de vertaler en het object dat de tekst wil uitdrukken, kunnen bijdragen tot het vinden van een oplossing voor sommige gevallen van onbegrip die besloten liggen in de verbale expressie. In dat geval zou echter ook de polysemische rijkdom van de taaluitingen verdwijnen.
In het voorbeeld van de leden van de academie van Lagado zou de interpretatieve driehoek in de brontekst, die bestaat uit object, interpretant en teken, een hoek gemeen hebben met de overeenkomstige driehoek in de doeltekst: de hoek van het object.
De dubbele driehoek van de vertaling in de situatie zoals voorgesteld door de "leden van de academie van Lagado" in Gulliver's Travels.
In onze werkelijkheid liggen de beide driehoeken tegenover elkaar, en de enige hoek die ze niet gemeen hebben maar die in elkaars buurt liggen, is de hoek van het teken, waar doorheen de interpretatieve daad en daarna de vertaaldaad lopen.
De dubbele driehoek van de vertaling in de werkelijkheid buiten die van Gulliver's Travels.
Rabassa verwijst nooit naar de interpretant, maar het begrip is impliciet aanwezig in het hele artikel. Hij spreekt over de woorden die in sommige culturen "hond" uitdrukken, zoals in de Islamitische cultuur waar de afkeer voor honden zo sterk is dat alleen het noemen ervan al negatieve connotaties opwekt, en over de bijzondere connotaties die in elke cultuur aanwezig zijn, niet alleen in nationale, maar ook in individuele culturen: men denke aan de diverse interpretanten van "hond" in twee personen van wie de één als kind van honden heeft gehouden en de ander door een hond is gebeten.
De grote schrijver Borges heeft om de ontoereikendheid van de woorden te benadrukken ooit een vertaler voorgesteld niet datgene te vertalen wat hij zei, maar wat hij wilde zeggen. Die aansporing is duidelijk van ironische aard, want de communicatieve intentie van een auteur is nooit kristalhelder en voor de hand liggend (dat zou te makkelijk zijn).
Rabassa stelt dat de schrijver bij het schrijven niets anders doet dan de metafoor zoeken die het beste aansluit bij de betekenis van hetgeen hij tot uiting wil brengen. Die metaforen hebben uiteraard niets wetenschappelijks in zich (bijvoorbeeld "goud" kan dienen als metafoor voor de kleur, voor rijkdom, schittering en vele andere zaken, en er bestaat dan ook geen isomorfisme binnen het net van mogelijke metaforen). Daarom heeft de vertaler de moeilijke taak om langs abductieve weg het proces te reconstrueren dat de auteur ertoe heeft gebracht die metaforen te gebruiken, en daarvan uitgaande het veronderstelde doel van de communicatie op te sporen.
Vaak impliceren ook zegswijzen, spreekwoorden en dergelijke uitdrukkingen metaforen. Rabassa haalt het spreekwoord "Out of sight, out of mind"4 aan, dat letterlijk vertaald neerkomt op "uit het zicht, uit de geest", maar dat in onze cultuur de gedaante heeft van "uit het oog, uit het hart". Een poging om de uitdrukking met behulp van een computer in het Japans te vertalen heeft een zin opgeleverd die ongeveer betekent "opgesloten in een gekkenhuis". Zonder twijfel zou "uit het oog, uit het hart" ook dit kunnen betekenen, maar de door de vertaler geactiveerde metafoor valt niet samen met de door de auteur geïmpliceerde, waardoor een ernstig communicatief probleem ontstaat.
Bibliografische verwijzingen:
CALVINO I. Se una notte d'inverno un viaggiatore, Torino, Einaudi, 1979 (Nederlandse uitgave: Als op een winternacht een reiziger, vert. door H. Vlot, Amsterdam, Bert Bakker 1982).
RABASSA G. No two snowflakes are alike: translation as metaphor, in The Craft of Translation, uitgegeven door John Biguenet en Rainer Schulte, Chicago, London, The University of Chicago Press, 1989, ISBN 0-226-04864-3, p. 1-12.
SWIFT J. Gulliver's Travels, 1726, in The Writings of Jonathan Swift, New York, Norton, 1973, ISBN 0-293-042839, p. 1-260. Ook verkrijgbaar in de uitgave van Penguin Books 1967, ISBN 0-14-0430229.
1 Calvino 1979, p. 159 (Calvino 1982, p. 129).
2 Rabassa 1989, p. 1.
3 Rabassa 1989, p. 1.
4 Rabassa 1989, p. 7.
|
|
|
|
|