Logos Multilingual Portal

37. Intuïtie, ervaring, generalisering - deel twee

HomeTerugVooruit


"Soms maakt een absurd verlangen zich van mij meester: dat de zin die ik net op wil schrijven de zin is die de vrouw op datzelfde moment leest"1.

De herinnering aan voorgaande waarnemingen creëert een soort individuele data base. Deze is voor een deel onbewust, maar wordt actief, zij het ook op subliminaal niveau, om aanverwante waarnemingen bijeen te brengen en die in categorieën onder te brengen. De interpretaties waartoe een stuk tekst leidt, vormen een historisch geheugen dat het mogelijk maakt toekomstige waarnemingen van gelijke of analoge teksten te vergelijken met en ze zo nodig af te stemmen op voorgaande waarnemingen en interpretaties.

Het terugkeren van dergelijke associaties is dat wat leidt tot de vorming van een gewoonte, dat wil zeggen, tot de generalisering van de ervaring en tot een poging om een reeks ervaringen te verheffen tot de rang van norm (regelmaat):

Gewoonten hebben gradaties van kracht die lopen van volledige dissociatie tot onlosmakelijke associatie. Deze gradaties zijn een mengeling van bereidheid tot actie, ofte wel prikkelbaarheid en andere ingrediënten waar ik hier niet afzonderlijk op wil ingaan. Een verandering van gewoonte bestaat vaak in het afzwakken of verhogen van de kracht van die gewoonte. Vaak verschillen gewoonten in duur (die analoog een samengestelde eigenschap vormt)2.

De ervaren lezer leest, daarbij geleid door zijn interpretatieve ervaring. Dankzij die ervaring kan hij vlot lezen, terwijl hij algemene normen van regelmaat volgt, totdat hij stuit op een gemarkeerd stuk tekst, hij op een klip loopt die van hem vraagt dat hij let op zijn koers, dat hij er speciale aandacht aan schenkt om de bijzondere esthetische en interpretatieve kenmerken van die tekst het hoofd te bieden. Hier heeft de lezer weinig aan de gewoonte, en moet dat dus opvangen door een nieuwe analytische benadering, die is afgestemd op de tekst.

Zoals we uit het schema kunnen opmaken, zijn gewoonten of generalisaties geen doodlopende wegen, maar staan net als de andere twee hoeken van de driehoek in verbinding met beide andere elementen. We hebben gezien dat instinctieve waarneming geleidelijk leidt tot accumulatie van ervaring, en dat die op haar beurt leidt tot de vorming van gewoonten. Maar als gewoonten eenmaal zijn gevormd en regelmatigheden op het vlak van de waarneming gaan produceren, en het leestempo sneller wordt, zijn het dan statische begrippen geworden? Hebben generaliseringen een absolute en blijvende waarde?

Het antwoord op deze vraag is nee, en het is niet moeilijk te begrijpen waarom. De ervaring en de gewoonte zijn gebaseerd op de mogelijkheid om de waarnemingen van het lezen en het interpreteren te catalogiseren. Dit proces impliceert vereenvoudiging en het invoeren van een norm (in descriptieve zin op te vatten als een statistisch vaker voorkomend geval, een regelmatigheid) en van een reeks tijden en wijzen en aantallen malen waarin van die norm wordt afgeweken.

Als een stukje tekst een reactie van alarm moet oproepen bij de lezer, als het systeem van halfautomatisch lezen de analytische wijze van lezen moet activeren zodat hiermee een abnormale moeilijkheid op het vlak van begrip of interpretatie kan worden opgelost, moet de ervaring in kwestie dan ook afwijken van de tot dan toe werkende modellen. Het moet een nieuw element zijn.

Dat nieuwe element, de gemarkeerde tekst, prikkelt en activeert het systeem van waakzaam lezen, dat na een decoderingstijd die langer is naarmate de moeilijkheid groter is, uiteindelijk de interpretatieve handeling tot een einde brengt. Op dat moment is het nieuwe element gelezen en geïnterpreteerd, en de cyclus waarneming - ervaring - gewoonte wordt uitgevoerd, met dit verschil dat de nieuwe waarneming leidt tot een nieuwe ervaring, waarop de (oude) gewoonte niet kan worden toegepast, zodat deze moet worden aangepast. Dan gaat om zo te zeggen het alarm af en begint - voor de passage waarvoor ze vereist is - de bewuste, langzame, analytische decodering. Aan het eind van deze nieuwe ervaring, van de decodering van een afwijkende tekst, is de hoek van de triade die met de gewoonte overeenkomt echter aangevuld, verrijkt, omdat de oude gewoonte ontoereikend is gebleken om de nieuwe ervaring te verwerken, en gewijzigd en versterkt uit de confrontatie te voorschijn gekomen. Daardoor heeft de driehoekige cyclus van de verwerving van kennis nooit een einde.

De ervaring van een lezer - het doet er niet toe of zijn lectuur nu wel of niet op vertaling is gericht - moet erg rijk zijn als men wil dat de geconsolideerde gewoonte relatief stabiel is. Bij een onervaren lezer is de database van opgedane ervaringen zo miserabel klein dat bij de eerste de beste nieuwigheid haar weinig gestaalde gewoonten een drastische, radicale schok krijgen.

Als de lezer ook vertaler is en zijn lezen zal leiden tot schepping van een doeltekst waarvan hij de schrijver is en waarvan de lezers een nieuw publiek zullen vormen, dan moet hij over een zeer rijke ervaring beschikken. Hij kan zich dan niet permitteren (ook niet in strikt economische zin) om een laag leestempo te hebben en voortdurend op zijn schreden terug te moeten keren in het licht van nieuwigheden binnen de drieëenheid instinct - ervaring - gewoonte. Hoe kunnen we de ervaring die de vertaler moet hebben definiëren?

Een goede vertaler is een persoon die nooit genoeg ervaring heeft opgedaan om zijn werk goed te doen. Nog een taal, nog een doctoraalbul, nog een jaar in het buitenland, nog eens vijftig of zestig boeken en hij zal zich op het punt bevinden dat hij zijn werk goed zal kunnen doen. Maar dat moment komt er nooit. Niet omdat de vertaler incompetent of onervaren is, niet omdat zijn werk als vertaler van minder niveau is, maar omdat een goede vertaler altijd meer wil weten, altijd nieuwe ervaring wil opdoen, nooit helemaal tevreden is over het zojuist voltooide werk. De verwachtingen blijven altijd een paar stappen vooruitlopen op de werkelijkheid, en maken dat de vertaler altijd onrustig op zoek zal zijn naar nieuwe ervaringen3.

Dit perspectief is niet als ontmoedigend bedoeld. Het betekent niet dat vertalers voortdurend moeten inzitten over de ontoereikendheid van hun ervaringen. Hooguit wil het zeggen dat hun nieuwgierigheid nooit moet ophouden hun aandacht voor het nieuwe te vragen.

 

Bibliografische verwijzingen:

CALVINO I. Se una notte d'inverno un viaggiatore, Torino, Einaudi, 1979 (Nederlandse uitgave: Als op een winternacht een reiziger, vert. door H. Vlot, Amsterdam, Bert Bakker 1982).

PEIRCE, C. S., The Collected Papers of Charles Sanders Peirce, uitgegeven door Charles Hartshorne, Paul Weiss, Arthur W. Burks, Cambridge (Massachusetts), Harvard University Press, 1931-1958.

ROBINSON D. Becoming a Translator. An Accelerated Course, London and New York, Routledge, 1997, ISBN 0-415-14861-8


1 Calvino 1979, p. 170 (Calvino 1982, p. 137).
2 "Habits have grades of strength varying from complete dis-sociation to inseparable association. These grades are mixtures of promptitude of action, say excitability and other ingredients not calling for separate examination here. The habit-change often consists in raising or lowering the strength of a habit. Habits also differ in their endurance (which is likewise a com-posite quality)". Peirce, 5, 477.
3 Robinson 1997, p. 111-112.



 



HomeTerugVooruit