6. De betekenis van de betekenis
|
|
"Anders houdt het plezier van het lezen met hart en ziel op, of in elk geval verandert het in iets anders, wat ik niet wil" 1.
Nu we een aantal baanbrekende studies op het gebied van de waarneming en de ontwikkeling van de betekenis hebben bestudeerd, zullen wij stilstaan bij het werk van twee Britse wetenschappers, Ogden en Richards, die in een essay dat al sinds 1923 voortdurend wordt herdrukt, en de veelzeggende titel De betekenis van de betekenis draagt, hebben geprobeerd om hun kennis en de strategieën van onderzoek naar de betekenis in een interdisciplinair kader te systematiseren. Ogden was van huis uit linguïst, Richards een literair criticus, en beiden neigen naar een globale, niet sectorgebonden visie op de problemen van de semantiek, waarbij ze voor hun analyses nu eens van de semiotiek, dan weer van de psychologie uitgaan.
Hun uitgangspunt, dat, zoals we later zullen zien, sterk beïnvloed is door Peirce, definieert de drie factoren die een rol spelen bij elke bewering: de mentale processen, het symbool (het teken, het woord, de signifiant etc.) en de referent (het object, het reële gegeven, het element van buiten waarnaar wordt verwezen). De vraag is welke relaties tussen deze drie eenheden bestaan.
Tussen gedachte en symbool bestaat een relatie van symbolisering, tussen gedachte en object één van verwijzing, terwijl tussen symbool en object volgens Ogden en Richards geen direct verband bestaat (deze beide polen zijn in hun schema dan ook verbonden door middel van een stippellijn, niet door een doorlopende lijn), maar uitsluitend een veronderstelde relatie. Bij de relatie teken-object speelt de subjectieve, idiomorfe geest van degene die de codering uitvoert (schrijft, spreekt) of juist de decodering uitvoert (leest, luistert), een grote rol. Daarom is deze relatie variabel, individueel, niet constant en indirect.
De driehoek van de betekenis. 2
Laten wij beginnen met een overzicht van wat de theoretici die zich met betekenis hebben bezig gehouden onder dat begrip verstaan, al naar gelang hun verschillende historisch bepaalde en persoonlijke gezichtspunten. In het boek worden maar liefst zestien verschillende definities onderzocht. Wij zullen kijken naar de belangrijkste, en daarbij hier en daar de terminologie enigszins aanpassen om verwarring te voorkomen en verwante categorieën samenvoegen.
1. |
Betekenis is iets magisch, dat wil zeggen, er verschijnt iets dat wezenlijk, op haast magische wijze verbonden is met het woord dat het uitdrukt (de reeks puntjes onder de driehoek zou volgens deze theorie een lijn zijn die krachtig en duidelijk wordt getrokken, terwijl de twee schuine zijden ontbreken). Dit is de "magische theorie van de naam voor zover die deel uitmaakt van het ding, de theorie van de intrinsieke band tussen symbolen en referenten. Deze zet mensen er in de praktijk toe aan op zoek te gaan naar de betekenis van woorden" 3. Het gaat duidelijk om een vorm van bijgeloof, om een mystieke, metafysische opvatting, die echter in verschillende perioden in zwang is geweest. Ook de studie van de (intuïtieve) etymologie was gebaseerd op deze opvatting van de magische vorm van het woord. |
2. |
De betekenis bestaat uit de woorden die het lemma beschrijven in het woordenboek. Dit is een illusie die veel studenten in de eerste jaren hebben wanneer zij bij het vertalen vol vertrouwen tweetalige woordenboeken raadplegen. De samenstellers van de woordenboeken hebben op hun eigen manier de werkelijkheid geïnterpreteerd en, in een poging tot synthese ervan die onder meer beperkt is door de beschikbare ruimte (die namelijk door de uitgever of de redactie van het woordenboek is voorgeschreven), hebben zij met een beperkt aantal woorden een veronderstelde, algemene "betekenis" aangeduid. De grootste logische onvolkomenheid van dit perspectief ligt in het feit dat de woorden die gebruikt zijn om de andere woorden te omschrijven op hun beurt weer door andere woorden worden beschreven, en zo deel uitmaken van een keten van definities die op haar best innerlijke coherentie bezit (vaak echter ontbreekt ook deze autoreferentiële coherentie). De omschrijvingen in het woordenboek vallen min of meer samen met het Goed Gebruik. Volgens definitie nr. 8 lijkt er een groot potentieel intersubjectief verschil te bestaan in interpretatie van tekens, doordat die in belangrijke mate afhangt van individuele mentale processen. Er bestaat echter een conventie, een Goed Gebruik (deze hoofdletters, die er niet voor niets staan, komen van Ogden en Richards en duiden op de conventionele, sociale, aan gewoonten gerelateerde aard van het gebezigde adjectief "goed" 4). |
3. |
Betekenis is dat wat men wil uitdrukken, dat wat men beoogt bij het verrichten van een linguïstische daad. Dit is gebaseerd op de illusie dat de bedoeling van de zender overeenkomt met die van de ontvanger. "De betekenis van een willekeurige zin is datgene wat de spreker wil dat de ontvanger begrijpt" 5. Dit is een heel vage definitie, omdat ze niet uitlegt wat men verstaat onder "begrijpen". Dat woord kan namelijk betrekking hebben op "verwijzen naar", "reageren op", "in verband staan met de referent", "in verband staan met de zender", "veronderstellen dat de zender begrijpt", of "veronderstellen dat de zender iets verlangt". Daar het hier gaat om een wil, gaat er een dubbelzinnigheid achter schuil die het mogelijke - of nog liever waarschijnlijke - verschil in psychologische context tussen zender en ontvanger betreft. "Gezien de psychologische context waartoe een teken behoort, is ook de verwijzing die door de interpretatie wordt geproduceerd een vaststaande. Maar het is mogelijk dat een zelfde teken [...] tot verschillende psychologische contexten behoort"6, en in dat geval is de "vluchtige" verwijzing niet langer gemakkelijk overdraagbaar. |
4. |
De betekenis is de plaats van iets in een systeem: de betekenis van een woord wordt gezien in verband met datgene wat het omgeeft, dat wil zeggen in de zin van de context en de co-tekst. |
5. |
De betekenis bestaat in de praktische of theoretische consequenties van een woord voor onze toekomstige ervaring: de eerstgenoemde hebben betrekking op het praktisch handelen, de laatstgenoemde op de logica. |
Zoals we in de volgende les zullen zien, wijzen Ogden en Richards ook op andere aspecten van de betekenis, die nauw samenhangen met een meer subjectieve, psychische opvatting van de semiose.
Bibliografische verwijzingen
CALVINO I. Se una notte d'inverno un viaggiatore, Torino, Einaudi, 1979 (Nederlandse uitgave: Als op een winternacht een reiziger, vert. door H. Vlot, Amsterdam, Bert Bakker 1982).
OGDEN C. K. en RICHARDS I. A. The Meaning of Meaning. A Study of the Influence of Language upon Thought and of the Science of Symbolism. London, Routledge & Kegan Paul, 1960 [eerste druk 1923].
1 Calvino 1979, p. 93 (Calvino 1982, p. 77).
2 Ogden en Richards 1960, p. 11. Tekst aangepast door B. Osimo.
3 Ogden en Richards 1960, p. 243-244, vertaling uit het Engels door B. Osimo.
4 Elders in het boek valt te lezen: "Dit specifiek ethisch gebruik van "goed" willen wij zien als een puur emotief gebruik. Wanneer het zo gebruikt wordt, duidt het woord niets aan en heeft het geen symbolische functie. Gebruiken wij het in de zin "Dit is goed", dan verwijzen wij alleen naar "dit", en maakt de toevoeging "is goed" geen enkel verschil voor onze verwijzing" (p. 125). De lezer is dus gewaarschuwd voor de waarde die het adjectief bij de behandeling zal krijgen.
5 Ogden en Richards 1960, p. 193, vertaling uit het Engels door B. Osimo.
6 Ogden en Richards 1960, p. 195, vertaling uit het Engels door B. Osimo.
|
|
|
|
|