Logos Multilingual Portal

9. De door woorden geschapen wereld

HomeTerugVooruit


"Ik raak er langzamerhand van overtuigd dat de wereld mij iets wil zeggen, me boodschappen wil sturen, waarschuwingen, signalen" 1.

Benjamin Lee Whorf heeft diverse talen bestudeerd die niet tot de Indo-europese groep behoren en ook niet vallen onder de weinige niet-Europese talen waarmee de Westerse beschaving vaker te maken krijgt, zoals het Turks, het Fins, het Estisch of het Hongaars. Deze studies deden hem inzien dat de taaluiting, maar ook de inhoud van onze gedachten, in sterke mate worden beïnvloed door de taal waarin ze tot stand komen, dat er geen psychische gedachte a priori bestaat die enig en universeel is en die vervolgens in verschillende talen en verschillende individuen tot uiting komt.

Een van de door Whorf bestudeerde talen is het Hopi, een Amerikaanse indianentaal die wordt gesproken in het huidige Arizona.
Zoals we al vaker hebben opgemerkt in deze cursus, is het contact met een andere cultuur (of taal) essentieel om zich bewust te worden van de kernmerken van de eigen taal. Want dat zijn kenmerken die we geneigd zijn als vanzelfsprekend aan te nemen, omdat zij voor de hand liggen en altijd hebben bestaan in ons leven. En hierdoor belemmeren we in ernstige mate onze mogelijkheden om de wereld te begrijpen.

We krijgen de indruk dat de onderverdeling van de wereld in begrippen en de toewijzing van woorden aan die begrippen iets "natuurlijks" is, en vaak vragen we ons zelfs helemaal niet af of dat zo is.

Wij versnipperen de natuur, organiseren haar door middel van begrippen en geven betekenissen zoals wij dat doen vooral omdat wij een contract hebben ondertekend waarin wij ons ertoe verplichten haar op die manier te organiseren, een contract dat geldt voor onze hele taalgemeenschap en dat is opgesteld in de schema´s van onze taal. Dat contract is natuurlijk impliciet en nooit zwart op wit gesteld. MAAR DE VOORWAARDEN ERVAN ZIJN ABSOLUUT BINDEND.2

Het gaat er hier nu juist om dat wij dit contract ondertekenen zonder er bewust van te zijn, totdat we in aanraking komen met een andere linguïstische en/of culturele werkelijkheid. We zijn dan ook absoluut niet in staat om iets te zeggen, tenzij we ons voegen naar de catalogisering van de gegevens van de werkelijkheid zoals die in het contract staan opgetekend.
Daardoor leven we in de illusie dat we vrij zijn om de natuur met de grootst mogelijke onpartijdigheid te beschrijven, terwijl in werkelijkheid de manier waarop we haar interpreteren reeds in sterke mate wordt vervormd door de taal waarin wij gewoon zijn de wereld te zien. Misschien zijn de enige momenten waarop we de werkelijkheid vrij kunnen interpreteren die van onze ervaringen op het niveau van de preverbale gedachte.
Ook Whorf stelt dat een zelfde prikkel afkomstig van de buitenwereld bij twee waarnemers niet tot dezelfde voorstellingen leidt. Beide voorstellingen kunnen op zijn hoogst overeenkomstig zijn, dit op voorwaarde dat hun vorming in de taal gelijk is of op enige manier met elkaar kan worden vergeleken.

Een van de oorzaken waardoor wij dit principe van de relativiteit van de waarneming niet meteen zien ligt in het feit dat bijna alle talen waarmee we in aanraking komen Indo-europese "dialecten" zijn en vaak, vooral waar het hun wetenschappelijke terminologie betreft, een solide gemeenschappelijke basis hebben in het Latijn en het Grieks. Zoals we hieronder zullen zien, is het afdoende een van "onze" talen te vergelijken met een paar talen van totaal verschillende oorsprong om te beseffen hoeveel we ongemerkt voetsstoots aannemen.

Laten we beginnen met de essentiële grammaticale categorieën van naamwoorden en werkwoorden. Vanaf onze eerste schooljaren zijn wij eraan gewend te begrijpen dat er naamwoorden en werkwoorden bestaan en wat de verschillen tussen beide zijn. Ook wanneer wij ons later niet met talen gaan bezighouden blijft dit fundamentele verschil ons gedurende ons hele leven als iets vanzelfsprekends bij. Maar de natuur op zich zit niet zo in elkaar dat ze om te kunnen worden beschreven het gebruik van klassen als "naamwoord" of "werkwoord" nodig heeft.
In de Hopi-taal worden gebeurtenissen bijvoorbeeld geclassificeerd op basis van hun duur. Alle gebeurtenissen van korte duur kunnen alleen maar werkwoorden zijn: bliksem, golf, vlam, meteoor, rookpluim, klopping. Langere verschijnselen worden daarentegen als naamwoorden beschouwd. Whorf heeft het voorts over de taal van het eiland van Vancouver, het Nootka, waar maar één "grammaticale categorie" bestaat, één klasse woorden om alle gebeurtenissen mee te beschrijven.
Ook op het vlak van het semantisch spectrum zijn de variaties opmerkelijk. In het Hopi kan hetzelfde woord het insect, het vliegtuig en de piloot betekenen, en dat levert geen enkel probleem op voor de pueblobevolking die de taal spreekt. Wij ervaren dit semantisch spectrum als overdreven breed, maar over onze taal zeggen de Eskimo´s precies hetzelfde als wij het hebben over "sneeuw". Wij zijn gedwongen om met dit woord heel veel verschillende verschijnselen te beschrijven: vallende sneeuw, reeds gevallen sneeuw, opgevroren sneeuw, natte sneeuw, door de wind opgewaaide sneeuw:

Voor een Eskimo zou dit woord, dat alles omvat, bijna ondenkbaar zijn; hij zou zeggen dat vallende sneeuw, natte sneeuw enzovoorts verschillend zijn vanuit het oogpunt van de waarneming en door de manier waarmee je ermee omgaat3.

Anderzijds gaan de Azteken nog veel verder in de omgekeerde richting, want zij hebben maar één woord voor "ijs", "koude" en "sneeuw". Deze verschillende linguïstische classificaties van de wereld van verschijnselen hebben volgens Whorf een directe invloed op de manier waarop wij in de natuur zelf nuances gaan zoeken en opmerken. Voor ons, voor een Eskimo en voor een Azteek kan een zelfde natuurverschijnsel drie verschillende dingen betekenen, we zien het allemaal door een andere vervormende bril.

In het Hopi, dat niet de grammaticale tijden kent waarover wij beschikken, bestaat bijvoorbeeld wél de psychische tijd: er bestaan begrippen als verwachting, generalisatie en een gebeurtenis waarvan men van horen zeggen kennis heeft. Dat wordt geïllustreerd door het volgende, aan het essay van Whorf ontleende voorbeeld:


Zoals men kan opmaken uit het plaatje, stammen meerdere Engelse beweringen overeen met een enkele bewering in het Hopi, en omgekeerd. Als wij nadenken over deze verscheidenheid, merken we dat wat wij in het dagelijks leven als vanzelfsprekend aannemen, in werkelijkheid slechts één van de mogelijke interpretaties van dezelfde wereld is. De cultuur (en de taal als instrument van een cultuur) vormt de wijze waarop wij de wereld zien, en het is dan ook belangrijk, vooral voor een vertaler, om rekening te houden met die verschillen tussen culturen en nooit iets als vanzelfsprekend aan te nemen, maar daarentegen te proberen de lezer door middel van de vertaalde teksten een zo breed mogelijk venster op de andere culturen van de wereld te bieden.

 

Bibliografische verwijzingen:

CALVINO I. Se una notte d'inverno un viaggiatore, Torino, Einaudi, 1979 (Nederlandse uitgave: Als op een winternacht een reiziger, vert. door H. Vlot, Amsterdam, Bert Bakker 1982).

WHORF B. L. Language, Thought, and Reality. Selected Writings of Benjamin Lee Whorf. Cambridge (Massachusetts), The M.I.T. Press, 1967 (1956).


1 Calvino 1979, p. 53 (Calvino 1982, p. 45).
2 Whorf 1967, p. 213-214. Vertaling van B. Osimo.
3 Whorf 1967, p. 216. Vertaling van B. Osimo.



 



HomeTerugVooruit