"[...] pues non se asemejaba a las onomatopeyas escritas más habituales, todas ellas fiadas a la aspiración de la consonante"1.
"[...] for it was nothing like the customary (written) onomatopoeias, all of which rely on the aspiration of the consonant"2.
"De beschrijvende en meest voor de hand liggende betekenis van een woord, een geschrift, of van een tekst". Zo definieerde zevenhonderd jaar geleden de Italiaanse dichter Dante Alighieri het woord "lettera".
Deze oude en synthetische definitie zegt ons veel over het begrip letterlijkheid, misschien wel veel meer dan de duizenden bladzijden die er na Dante over dit onderwerp zijn geschreven. Maar het is beter om bij het begin te beginnen. Sommige geleerden, vooral uit vroeger tijden, hebben veelvuldig gebruik gemaakt van het woord3 "letterlijkheid". Ook in dit geval dient te worden vastgesteld of het hier wel gaat om een woord dat nauwkeurig kan worden gedefinieerd, en daarmee kan worden gebruikt in een wetenschappelijke discussie.
Dante suggereert in de eerste plaats dat "lettera" de "meest voor de hand liggende" betekenis is van een woord. "Voor de hand liggend" is een eigenschap die in hoge mate verband houdt met de context en met het subject dat haar uitdrukt. Een vraag kan "voor de hand liggend" worden genoemd wanneer degene die haar moet beantwoorden vindt dat het antwoord eenvoudig is, vanzelfsprekend, met zekerheid te geven, en geen problemen oplevert. Er worden echter soms "voor de hand liggende" vragen gesteld en dat betekent dat die vragen voor wie ze stelt dat helemaal niet zijn.
Zo zal de letterlijke betekenis voor sommigen vanzelfsprekend zijn, voor anderen minder duidelijk, en dit schept een eerste probleem.
Nog een reden waarom het woord "letterlijk" weinig betrouwbaar is, geeft Dante meteen daarna: hij zegt "van een woord, een geschrift, of van een tekst". In al deze gevallen kan het worden opgevat als "letterlijk", maar niet altijd komen de betekenissen van een woord, een geschrift, een tekst, volkomen overeen. Sterker nog, vaak is de meest voor de hand liggende betekenis van een woord diegene die binnen de co-tekst beslist niet als het meest voor de hand liggend naar voren komt. Een tekst kan niet met legosteentjes worden gebouwd, de componenten ervan kunnen niet als stabiel worden gezien, hij kan niet uit elkaar worden gehaald en weer in elkaar gezet door de steentjes op vorm en kleur te sorteren en dan weer samen te voegen. De stukjes van dat gigantische bouwspel dat de natuurlijke taal vormt hebben totaal verschillende kenmerken: ze hebben geen nauw omschreven vorm, consistentie, kleur of uiterlijk. De natuurlijke taal is an-isomorf.
De polemiek over letterlijkheid, of beter gezegd, het polemisch gebruik van het adjectief "letterlijk", is overigens niet van recente datum. Sommige vertalingen heeft men verweten al te letterlijk te zijn, om de waarde ervan te kleineren en van de eigen cultuur (gezien als parameter van "correctheid") afwijkende culturen te beschuldigen van materialisme.
Zo ontstonden in de tijd van het vroege Christendom discussies over de "juiste" interpretatie van de Bijbel. De Hellenistische school keek met achterdocht naar de joodse interpretatie van de Bijbel, die ze te letterlijk vond. Die letterlijkheid schreven de Christenen toe aan de onmacht van de joodse interpretatoren om de spirituele dimensie ervan te vatten. Naar de opvatting van de Hellenisten zouden de joden te materialistisch zijn en zich teveel vasthouden aan de "lichamelijke" betekenis van de bijbeltekst. Zelf neigden ze juist naar allegorische interpretatie. Als de Heilige Schrift zoveel lage en wrede elementen bevatte, dan moest het volgens hen voor de hand liggen (daar hebben we het belangrijke begrip "letterlijkheid" weer!) dat die elementen niet in de tekst zijn gestopt om als letterlijk te worden beschouwd (het heilige kan niet laag en materieel zijn), maar om allegorisch te worden geïnterpreteerd.
We brengen even in herinnering dat onder allegorie de stijlfiguur wordt verstaan waarin een woord verwijst naar een diepere en verborgen betekenis. De Griekse etymologie van het woord verwijst naar de betekenis van "anders spreken". In de Hellenistische tijd werd daarmee impliciet een dichotomie letterlijkheid/allegorie geponeerd, waarbij letterlijkheid als niet-allegorisch werd gezien.
Overigens werd door de beide toen bestaande scholen, die van Alexandrië en die van Antiochië, een verschillende mate van letterlijkheid gehanteerd. Maar dit is een andere kwestie, die samenhangt met de manier waarop de ander, het andere, als slechter werd gezien. Hierop gaat de lexicale dichotomie hebraeus/iudaeius terug4, die nodig was geworden door de noodzaak verwarring te stichten en een verschil te hanteren tussen de oorsprong van de Hebreeuwse Bijbel, die noodzakelijkerwijs uit het jodendom afkomstig was, en het behoren tot een volk, dat de nieuwe naam "Iudaei" kreeg en dat men probeerde in een zo kwaad mogelijk daglicht te stellen door het niet meer in verband te brengen met de Bijbel maar met Judas, de verrader van Jezus, en met de moderne joodse exegeten die niet in staat waren zich te verheffen boven de letter van de heilige tekst omdat ze niet in staat waren tot spiritualiteit.
Overigens werd bij deze discriminatie de historische duiding van de Bijbelse gebeurtenissen gezien als de meest letterlijke en afkeurenswaardige. De geschiedenis is iets menselijks, niet iets goddelijks, een feit dat de "iudaei" klaarblijkelijk niet genoeg beseften.
Maar zelfs deze polemiek, die gebaseerd is op veronderstelde enigszins grof weergegeven culturele verschillen, laat ons geen coherente visie van "letterlijkheid" vormen, want we zouden ontdekken dat ook de joodse school een niet-letterlijke interpretatie van de schrift kende. Het ging hoogstens om een verschillend soort niet-letterlijkheid.
Het belangrijkste verschil tussen de Hellenistische wijze van interpreteren en de midrasj, "de niet-letterlijke methode van de rabbijnen"5, is gelegen in het feit dat in het algemeen niet wordt uitgegaan van complete teksten maar van losse fragmenten ervan. In dit perspectief zou de betekenis van de zogenaamde letterlijkheid van de joodse interpretatoren gelegen zijn in het feit dat ze niet op het begrip "tekst", maar op het begrip "geschrift" gebaseerd zijn, om met Dante te spreken. Maar ook in dit geval kunnen we niet spreken van "woord". Laten we enige voorbeelden bekijken:
In het boek Shemot/Exodus 17.8 staat geschreven: "Toen kwam Amalek". Volgens Rabbi Joshua en Rabbi Eliëzer Hisma, moet dit vers allegorisch worden opgevat, in de zin dat toen de joden afstand namen van de Tora, de vijand zich op hen stortte6. Een weinig letterlijke interpretatie, zou men zeggen.
In Shemot/Exodus 17.9 staat geschreven: "Morgen zal ik op de top van de heuvel staan", maar volgens Rabbi Eliëzer, geeft de top (Hebr.: rosh) de handelingen der vaderen aan en de heuvel die van de moeders.
Misschien is de enige vorm van grotere letterlijkheid van de joodse exegese ten opzichte van de Hellenistische gelegen in het feit dat de eerste er in sommige gevallen toe neigt de nadruk te leggen op de afzonderlijke letter of op het afzonderlijke woord, en de tweede niet. Overigens zou het onmogelijk anders kunnen zijn, daar de Hellenistische kritiek zich bezig hield met in het Grieks vertaalde bijbelteksten.
Bibliografische verwijzingen:
LONGXI Z. Cultural differences and Cultural Constructs: Reflections on Jewish and Chinese Literalism, in Poetics Today, 19:2, Tel Aviv, the Porter Institute for Poetics and Semiotics, zomer 1998, p. 305-328.
MARÍAS J. Negra espalda del tiempo, Punto de lectura, 2000 (oorspronkelijke editie 1998), ISBN 84-663-0007-7.
MARÍAS J. Dark Back of Time, New York, New Directions, 2001 (vert. door Esther Allen), ISBN 0-8112-1466-4.
WOLFSON H. A. The Philosophy of the Church Fathers, vol. 1, Faith, Trinity, Incarnation, Cambridge (Massachusetts), Harvard University Press, 1956.
1 Marías 2000, p. 42.
2 Marías 2001, p. 35.
3 "Woord", en niet "term". Om als "term" te kunnen worden gedefinieerd, moet het woord voldoen aan bepaalde maatstaven van precisie en ondubbelzinnigheid. Aan het eind van de discussie zullen we zien of dat ook het geval is geweest.
4 Sommige talen, zoals het Italiaans, kennen naast een algemene ook een depreciërende term voor jood (naast "ebreo" ook "giudeo", dat tegenwoordig weinig gebruikelijk is). Ook het Turks heeft twee woorden, "musevi" (afgeleid van de naam van Mosjé-Mozes) en "yahudi"; in de - in aantal zeer geringe - depreciërende uitdrukkingen wordt altijd de laatste term gebezigd - noot van de vertaler.
5 Wolfson, p. 24, geciteerd in Longxi.
6 Longxi, p. 312.