"[...] una reacción lectora demasiado elemental para tratarse de licenciados, en su mayoría filólogos de diversas lenguas"1.
"[...] far too elementary a reaction from readers who were college graduates, most of them students of literature in various languages"2.
Zhang Longxi maakt een vergelijking tussen de discussies op interpretatief vlak tussen de Hellenistische en joodse geleerden enerzijds en de latere discussies tussen Chinezen en Jezuïeten over de interpretatie van oude Chinese teksten. Volgens Pater Matteo Ricci, die in de late Zestiende eeuw naar China werd gezonden om de culturele situatie te verkennen en het Christendom te verbreiden, had de leer van Confucius als natuurreligie de status van perfectie bereikt, en was de Chinese cultuur daarmee rijp om het licht van het geopenbaarde ware geloof, het Christendom, te ontvangen. Aan de Chinezen moest worden geleerd dat ze hun oude boeken niet op een letterlijke manier moesten interpreteren: dan zouden vanzelf sporen van een hogere leer aan het licht komen.
De analyse van de Chinese taal zoals de missionarissen die maakten, leidt tot de veronderstelde afwezigheid van grammaticale categorieën. Daardoor zou ook in de Chinese cultuur het begrip "bestaan" ontbreken en een Chinees niet in staat zijn om abstracte begrippen te uiten, waardoor alle begrippen in het Chinees concreet van aard zijn. Dat de missionarissen nogal aanmatigend veronderstelden dat Chinezen niet in staat waren om het geestelijke en het materiële, het abstracte en het concrete, het fictieve en het letterlijke van elkaar te onderscheiden, leidt ertoe dat ze alles in de Chinese cultuur op zodanige wijze gingen lezen dat die hypothese bevestigd werd en aan elementen die tot ontzenuwing ervan konden leiden geen aandacht werd geschonken.
Bij de tegenstelling tussen letterlijk en figuurlijk hebben sommige westerse geleerden het standpunt verdedigd dat er tussen beide geen wederkerigheid zou bestaan. Culturen die in staat zijn aan woorden een figuurlijke betekenis te hechten zouden in staat zijn ook de letterlijke betekenis ervan te vatten. Daarentegen zouden culturen die alleen een letterlijke betekenis aan woorden kunnen verlenen, in staat zijn uitsluitend die letterlijke en niet de figuurlijke betekenis ervan te vatten. Dit zou de onmogelijkheid verklaren van een benadering "op gelijke voet" tussen de westerse en de Chinese cultuur3.
Toch zijn letter en geest, letterlijke en allegorische betekenis, jodendom en Hellenisme of immanente Chinese en transcendente Westerse cultuur [...] allemaal culturele constructies, die de werkelijkheid van die verschillende tradities niet echt vertegenwoordigen4.
Deze opvatting, die uitgaat van uitbreiding van de eigen culturele visie op andere culturen, is er meer één van kolonisatie dan van vertaling, en staat lijnrecht tegenover de opvatting die Berman over vertalen heeft:
Het eigenlijke doel van de vertaling – het op het niveau van de geschreven tekst aangaan van een bepaalde relatie met de Ander, bevruchting van het Eigene door tussenkomst van het Vreemde – staat haaks op de etnocentrische structuur van elke cultuur, of op die narcistische mentaliteit die maakt dat elke samenleving een puur Geheel zonder invloeden van buiten wil zijn5.
Uit wat we hebben gezien blijkt duidelijk dat de letterlijke benadering – waarbij we onder "letterlijk" een begrip verstaan dat het tegengestelde is van "allegorisch" – ertoe kan dienen de eigenschappen van een cultuur te verdedigen. Maar ook in dit geval moet vastgesteld worden of letterlijkheid dient te worden opgevat als betrekking hebbend op een woord of op de tekst in zijn totaliteit. Dan wel of men met betrekking tot de eenheid van tekst als deel van een ruimer cultureel systeem onder "letterlijkheid" een interpretatie van de tekst verstaat die los staat van zijn context en co-tekst, zoals bijvoorbeeld in de joodse Midrasj.
Munday zegt iets heel interessants over de negatieve kant van het woord "letterlijk". Van de criteria voor de beoordeling van de kandidaten bij een tentamen vertalen in Groot-Brittannië
is misschien het belangwekkendste punt het gebruik van de term "letterlijke vertaling". "Letterlijk" wordt maar liefst viermaal gebruikt – en altijd in bekritiserende zin – bijvoorbeeld waar het gaat om de letterlijke vertaling van de false friends. Interessant is dat "letterlijk" als een betrekkelijk begrip wordt gehanteerd. Bijvoorbeeld "een te letterlijke stijl van vertalen" heeft uitdrukkingen gecreëerd als "transmitting the budget to the Chamber" (in plaats van "delivering the budget" en een "volledig letterlijke" vertaling van déjeuner-débat "heeft een zeer onnatuurlijk Engels geschapen"; vermoedelijk was de "volledig letterlijke vertaling" iets als "lunch-debate" in plaats van "lunchtime talk"6.
Hier wordt onder "letterlijk" waarschijnlijk een lexicale vertaling verstaan, die pas dan vatbaar wordt voor afkeuring (in de ogen van de auteurs van de criteria) wanneer die methode tot het uiterste wordt doorgevoerd. Anders gezegd, wanneer men terugvalt op een veronderstelde lexicale overeenkomst tussen twee woorden die de "natuurlijkheid" van de taal waarin men vertaalt overschrijdt, of wanneer de gekozen woorden – ook al wordt een volstrekt begrijpelijke tekst verkregen – in de ontvangende cultuur een lage gebruiksfrequentie hebben.
Het resultaat van een abnormale collocatie van twee of meer woorden die niet leidt tot een verkeerd begrip van de betekenis, produceert in feite een vertraging bij de waarneming van de vertaalde tekst en heeft een vervreemdende werking op de lezer. Het is vrij eenvoudig te begrijpen dat een "lunch-debat" een maaltijd is waarbij men over iets spreekt en discussieert, maar deze formulering, die minder gebruikelijk is dan de term "werklunch", dwingt de lezer ertoe na te denken over de receptie van de combinatie en niet klakkeloos de vaste uitdrukking te assimileren.
Wie deze wijze van vertalen als "fout" ziet, neigt impliciet naar een snelle en hapklare assimilatie van de vertaalde tekst, zonder dat veel hoeft te worden nagedacht over de interpretatie ervan. Vanuit dit standpunt gezien is letterlijkheid geen vriend van de snelle, pragmatische functionele communicatie, maar juist wel van de lange, gewetensvolle assimilatie van de tekst.
Ik zou deze korte overdenking over letterlijkheid willen afsluiten met een verwijzing naar een ander discutabel begrip dat in de vertaalwetenschap veel wordt gehanteerd en waarmee we ons in de komende lessen zullen bezighouden, dat van de "equivalentie". De bekende vertaler en vertaalwetenschapper Nida gebruikt de term "letterlijk" niet zozeer met betrekking tot een vertaalmethode, als wel tot een bepaalde fase van de vertaling. Het speelt een rol in zijn opvatting van de dynamische equivalentie.
Nida stelt - in de samenvatting die Munday van zijn theorie geeft - dat de vertaling in fasen tot stand komt. Deze fasen hebben niet zozeer betrekking op de geest van de vertaler als wel op de mate van verwerking van de tekst. Hij houdt hierbij geen rekening met de bewuste of onbewuste overgangen in de interpretatie in de geest van degene die de tekst interpreteert, maar concentreert zich op intermediaire teksten die vóór de definitieve creatie van de doeltekst zouden ontstaan.
De eerste "intermediaire tekst" die aldus ontstaat zou de letterlijke overdracht zijn, waarin de zinnen van de brontekst woord voor woord worden gereproduceerd zonder dat het erom gaat dat ze samen een coherent en samenhangend geheel vormen, iets dat op een tekst lijkt. Het voorbeeld dat Munday geeft en dat ontleend is aan het Evangelie van Johannes 1,6, is het volgende:
waarvan de letterlijke Engelse versie de volgende is:
became/happened man, sent from God, name to-him John
terwijl de definitieve vertaling zou luiden:
There came a man, sent from God, whose name was John.
De eerste versie noemt Nida ook wel "formele equivalentie", terwijl hij de tweede aanduidt met de term "dynamische equivalentie"7.
Bibliografische verwijzingen:
BERMAN A. L'épreuve de l'étranger, Paris, Gallimard, 1984. [B. Osimo citeert uit de Italiaanse vertaling uit 1997.]
LONGXI Z. Cultural differences and Cultural Constructs: Reflections on Jewish and Chinese Literalism, in Poetics Today, 19:2, Tel Aviv, the Porter Institute for Poetics and Semiotics, zomer 1998, p. 305-328.
MARÍAS J. Negra espalda del tiempo, Punto de lectura, 2000 (oorspronkelijke uitgave 1998), ISBN 84-663-0007-7.
MARÍAS J. Dark Back of Time, New York, New Directions, 2001 (vertaald door Esther Allen), ISBN 0-8112-1466-4.
MUNDAY J. Introducing Translation Studies. Theories and Applications, London & New York, Routledge, 2001, ISBN 0-415-22927-8.
1 Marías 2000, p. 34.
2 Marías 2001, p. 29.
3 Longxi, p. 323.
4 Longxi, p. 323.
5 Berman 1997, p. 14.
6 Munday 2001, p. 30-31.
7 Munday 2001, p. 30-31.