Logos Multilingual Portal

21 - Equivalentie - deel vier

HomeTerugVooruit


"Y las narraciones que inventamos, de las que se apropiarán los otros, o hablarán de nuestra pasada existencia perdida y jamás conocida convirtiéndonos así en ficticios"1.

"And the narratives we invent, which will be appropriated by others who, in speaking of our past existence, gone and never known, will render us fictitious"2.

Nu we zijn gekomen tot die statistische kans dat een woord met een ander woord wordt vertaald, merken we dat statistieken weinig praktisch nut hebben, daar ook de context een rol speelt, en de computer met dat hoogst belangrijke element van de vertaling geen rekening kan houden.

Maar de waarschijnlijkheid-equivalenties worden in werkelijkheid voortdurend beïnvloed door contextuele en met de co-tekst verband houdende factoren (onder "context" verstaan we de situationele context, dat wil zeggen, die elementen van de buitentekstuele situatie die verband houden met de tekst voor zover ze daar in linguïstische zin van belang voor zijn: daarom spreken we van "contextueel". Onder "co-tekst" verstaan we de woorden in de tekst die het woord in kwestie vergezellen: daarom spreken we van "co-tekstueel")3.

Blijft dus het statistische gegeven over, dat als zodanig er alleen maar toe kan dienen vast te stellen wat er in een bepaald percentage van de gevallen gebeurt. Uitgaande van deze statistieken stelt Catford voor om vertaalregels op te stellen.

Gesteld dat het materiaal waarvan we uitgaan voldoende groot is, dan kunnen waarschijnlijkheden van vertaalequivalentie worden gegeneraliseerd om "vertaalregels" op te stellen die kunnen worden toegepast op andere teksten en misschien op de "taal in zijn totaliteit", of rigoureuzer gesteld, op alle teksten binnen dezelfde variëteit van de taal (hetzelfde dialect, register enz.)4.

De aldus geëxtrapoleerde regels zijn de minst nuttige generalisatie die men zich ten behoeve van het vertaalproces kan indenken. Ze hebben met niets anders te maken dan met de waarschijnlijkheid dat een enkel woord in bepaalde condities en in een bepaalde linguïstische combinatie met een ander enkel woord kan worden vertaald.

"Vertaalregel" is dus de extrapolatie van de waarschijnlijkheidswaarden van de tekstuele vertaalequivalenties5.

Ik zou hier niet zozeer spreken van "vertaalregel", als wel van "waarschijnlijkheid van lexicale verschijning van een woord in een bepaalde linguïstische combinatie". Het is dus iets veel beperkters dan een vertaalregel, en het is zo beperkt omdat het niet openlijk beleden doel van de auteur toepassing ervan in de computer is. Dat begrijpen we beter wanneer er sprake is van "menselijke vertalers":

Voor menselijke vertalers kunnen regels beroep doen op de contextuele betekenis6.

Voor niet-menselijke vertalers, ofte wel voor computers, is dit niet mogelijk, zoals we weten. Als een computer in staat moet zijn te begrijpen in welke context hij moet werken, dan dienen enorme hoeveelheden gegevens in de door hem te gebruiken database te worden ingevoerd en er aanwijzingen te worden gegeven over het semantische milieu waarin hij moet werken. Maar Catford laat het betoog over waarschijnlijkheid en computers snel varen om het vervolgens te hebben over een theorie die men zou kunnen definiëren als "functionele en niet linguïstische equivalentie" avant la lettre.

De woorden van de source language en die van de target language hebben zelden "dezelfde betekenis" in linguïstische zin; maar ze kunnen in dezelfde situatie functioneren. Bij de totale vertaling zijn de teksten of woorden van de source language en de target language vertaalequivalenten wanneer ze in een bepaalde situatie verwisselbaar zijn7.

Het gaat niet meer om equivalentie en zelfs niet om linguïstische overeenkomst, maar misschien om functionele homologie. Er bestaat geen filologische zorg voor de brontekst, die pragmatisch naar het tweede plan wordt geschoven, ten gunste van de communicatieve functionaliteit van de tekst, die (impliciet) een praktisch doel heeft: zich in een concrete situatie te laten horen, niet iets dat verder gaat dan het puur denotatieve te uiten in een kunstzinnige en literaire situatie.

Het moet daarom het doel zijn van de totale vertaling de equivalenten van de target language te kiezen, niet met "dezelfde betekenis" als de woorden van de source language, maar met een zo groot mogelijke overlapping van hun scala van situaties8.

Is dat scala van situaties eenmaal ruim genoeg, dan is het probleem van de equivalentie opgelost. Opnieuw probeert Catford met mathematische parameters een natuurlijke taal te beteugelen:

vertaalequivalentie treedt op wanneer de tekst of het woord uit de source language en de target language in verband kunnen worden gebracht met (tenminste een deel van) dezelfde eigenschappen van de substantie (het type substantie hangt af van de reikwijdte van de vertaling. Voor de totale vertaling is het een situationele substantie, voor de fonologische vertaling is het een fonische substantie, voor de grafologische vertaling is het en grafische substantie)9.

Eindelijk komt Catford te spreken over de sleutelkwestie van de vertaalbaarheid en het cultureel eigene en impliciete:

Bij de totale vertaling is de kwestie van de identiteit van de situationele substantie een moeilijke, en houdt verband met de kwestie van de identiteit of non-identiteit van de culturen (in de breedste en zo gevarieerd mogelijke betekenis van het woord) waartoe source language en target language behoren10.

Er bestaan geen twee identieke culturen, waardoor de bewering wat erg theoretisch en te abstract lijkt om op praktisch niveau gevolgen te kunnen hebben. Hoe het ook zij, over de vertaling van een tekst als vertaling van de ene cultuur naar een andere wordt verder niets meer gezegd.

Een ander onderwerp waar Catford over schrijft is dat van de intersemiotische vertaling. Jakobson´s essay On linguistic aspects of translation, waarin deze categorie van de vertaling wordt geschetst, stamt in zijn eerste versie uit 1959, dus van zes jaar voor de verschijning van dat van Catford.

Vertaling van het ene medium in het andere is onmogelijk (dat wil zeggen, men kan niet van de gesproken in de geschreven vorm van een tekst of omgekeerd vertalen)11.

Daar het niet aannemelijk lijkt dat Catford Jakobson niet heeft gelezen, riekt deze uitspraak naar polemiek.

De omzetting van het gesproken medium in het geschreven medium is vrijwel gemeengoed onder geletterde mensen; maar dat is geen vertaling, want het gaat hier niet om vervanging door middel van equivalente woorden, omdat ze betrekking hebben op dezelfde substantie12.

Uitgaande van de complexe – maar misschien niet in gelijke mate productieve – definitie van Catford, is de intersemiotische vertaling geen "vertaling".

In een ander hoofdstuk van zijn boek houdt Catford zich bezig met een ander concreet probleem dat elke poging om zijn toevlucht te nemen tot equivalentie onmogelijk maakt: dat van het idiolect, van de expressieve middelen die kenmerkend zijn voor het individu. Hij stelt hier voor om een "equivalent idiolect" te vinden.

In dit geval kan de vertaler hetzelfde personage in de vertaling voorzien van een karakteristiek "equivalent idiolect"13.

Wat een simpele kijk op de extralinguale wereld heeft Catford! Talen zijn een tikkeltje van elkaar verschillend, maar gelukkig bestaan er "identieke" culturen (Catford gebruikt hier het woord "sameness"), waarbinnen individuen allemaal op dezelfde manier vreemd zijn, en dus bestaan er equivalente idiolecten. Hetzelfde geldt voor dialecten:

Teksten in het niet gemarkeerde dialect van de source language kunnen gewoonlijk vertaald worden in een equivalent niet gemarkeerd dialect van de target language. Wanneer de target language geen equivalent niet gemarkeerd dialect bezit, zal de vertaler misschien moeten kiezen voor een specifiek dialect van de target language14.

Na ook het probleem van het dialect tot een briljante oplossing te hebben gebracht, waardoor een persoon die in het origineel een dialect spreekt dat kenmerkend is voor South Carolina, in de Franse vertaling, door geografische homologie met de typische cadans van de omgeving van Lyon spreekt, gaat Catford verder met de netelige kwestie van de teksten met een historische connotatie.

Hier is, net zomin als bij het geografisch dialect, de equivalentie van de absolute locatie in de tijd mogelijk noch wenselijk15.

Het is niet mooi als een tekst historisch geconnoteerd is en, als hij dat is, "is het niet wenselijk" dat de vertaling ervan daaraan herinnert. Als twee talen echter een verschillende geschiedenis hebben,

kan er, indien de target language geen equivalent register geeft, sprake zijn van onvertaalbaarheid16.

Onvertaalbaarheid is het begrip dat van stal wordt gehaald als alle andere middelen reeds zijn uitgeput. Het helpt het onderzoek geen millimeter verder, maar staat altijd mooi.

Ook voor de stijl kunnen problemen rijzen wanneer een stijl geen "equivalent" heeft in de ontvangende cultuur. In dat geval

[...] kunnen culturele factoren het gebruik dicteren van een stijl die als vertaalequivalent niet overeenkomt17.

Catford moet (ook al geeft hij dit niet nader aan) een gesloten tekst in gedachten hebben, zoals een spoorwegboekje of een handleiding voor het opzetten van een tent. De problemen die hij zich namelijk stelt hebben altijd te maken met de praktische verstaanbaarheid, nooit met expressiviteit. Ook wanneer hij komt te spreken over de namen van realia, in dit geval van de sauna, neigt hij tot een homologische oplossing: afstand doen van enige verwijzing naar de oorspronkelijke cultuur en verplichte invoeging van een verschijnsel dat, vanuit het functionele gezichtspunt van de tekst, hetzelfde doel heeft. In dit geval: zich wassen.

De equivalentie van de materiële aspecten van de institutie zijn minder belangrijk dan de equivalentie van haar persoonlijke of sociale functie18.

Zo kan een sauna gemakkelijk tot een wastafel worden.

 

Bibliografische verwijzingen:

CATFORD J. C. A Linguistic Theory of Translation, Oxford, Oxford University Press, 1965. ISBN 0-19-437018-6

JAKOBSON R. On linguistic aspects of translation, in On translation, uitgegeven door Reuben A. Brower, Cambridge (Massachusetts), Harvard University Press, 1959, p. 232-239.

MARÍAS J. Negra espalda del tiempo, Punto de lectura, 2000 (oorspronkelijke uitgave1998), ISBN 84-663-0007-7.

MARÍAS J. Dark Back of Time, New York, New Directions, 2001 (vertaald door Esther Allen), ISBN 0-8112-1466-4.


1 Marías 2000, p. 14.
2 Marías 2001, p. 11.
3 Catford 1965, p. 30-31.
4 Catford 1965, p. 31.
5 Catford 1965, p. 31.
6 Catford 1965, p. 31.
7 Catford 1965, p. 49.
8 Catford 1965, p. 49.
9 Catford 1965, p. 50.
10 Catford 1965, p. 52.
11 Catford 1965, p. 53.
12 Catford 1965, p. 53.
13 Catford 1965, p. 86.
14 Catford 1965, p. 87.
15 Catford 1965, p. 89.
16 Catford 1965, p. 90.
17 Catford 1965, p. 91.
18 Catford 1965, p. 99.



 



HomeTerugVooruit