23 - Equivalentie vanuit de auteur gezien deel twee
|
|
"[...] los elementos de este relato que empiezo ahora son del todo azarosos y caprichosos, meramente episódicos –impertinentes todos según la parvularia fórmula crítica, o ninguno necesitaría al otro [...]"1.
"[...] the elements of the story I am now embarking upon are entirely capricious, determined by chance, merely episodic and cumulative–all of them irrelevant by the elementary rule of criticism, non of them requiring any of the others [...]"2.
We besloten de vorige les met Eco, die stelde dat er geen volledige synoniemen bestaan. Daarom, zo vervolgt Eco, zou men, daar waar de lexicale synonymie weinig toepasbaar blijkt, kunnen zoeken naar een propositionele synonymie . Dit lost echter nog niet het probleem op hoe men die synonymie van twee zinnen kan controleren. Zoals we gezien hebben, heeft Walter Benjamin een mystieke opvatting van de vertaling en van de taal zelf, en postuleert hij het bestaan van een reine Sprache, een pure taal, waar alle vertalingen naar streven, waardoor alle dingen steeds meer naderen tot G´d. Als zo´n pure taal bestond, zou men twee uitingen waarvan men veronderstelt dat het synoniemen van elkaar zijn, kunnen vertalen naar een derde taal, de pure taal, om hun identiteit te controleren.
Ook wie niet zoals Benjamin het geloof in een goddelijke taal bezit, zou over een geschikt vergelijkingsmechanisme moeten beschikken. Als twee uitingen in twee talen gelijk moeten zijn, houdt dit in dat ze kunnen worden ontbonden in eenheden en kunnen worden beschreven in een derde taal, een metataal.
Die wordt nu juist gepostuleerd door vele wetenschappers die zich met automatische vertaling bezighouden. Er moet een tertium comparationis bestaan die de overgang van taal A naar taal B op zodanige wijze mogelijk maakt dat beide equivalent zijn aan een uitdrukking in de metataal C3.
Om twee uitingen te vergelijken lijken geen andere methoden voorhanden dan die van de metataal die ze beschrijft. Er bestaan verschillende vertaalkritische theorieën die gebaseerd zijn op de vergelijking tussen brontekst en doeltekst, en die daarom een vergelijking tussen beide tot stand moeten brengen die uitgaat van de beschrijving van hun kenmerken. Maar wat in Eco´s betoog verrast is dat die metataal wordt aangewezen – en dat ook nog eens op absoluut automatische en vanzelfsprekende wijze – in de vorm van de mentale taal:
Deze mentale taal, die bestaat uit pure proposities, wordt tegenwoordig "mentaals" genoemd4.
Het gaat er niet om dat Eco ervan overtuigd is dat de metatalen "equivalenten" zijn van mentale voorstellingen, maar dat hij ze ziet als een doelmatige manier om het postulaat van de equivalentie stapje voor stapje te slopen. Hij geeft het voorbeeld van Jakobson, die van de verkiezingsleus "I like Ike" zegt dat een vertaling ervan in een hypothetisch equivalent ervan, "I appreciate Eisenhower", waarschijnlijk niet zou hebben geleid tot de verkiezing van deze kandidaat tot President van de Verenigde Staten.
Er bestaat voorts een principieel bezwaar dat niet alleen betrekking heeft op zinnen als "I like Ike", die worden gekenmerkt door een dominant die op het vlak ligt van de paronomasia, meer van de klank dan van de betekenis, maar ook op eenvoudige denotatieve uitingen. Het gaat hier om de klassieke tegenwerping van een derde persoon:
Als het om tekst α te vertalen, die in taal A is geformuleerd, naar een tekst β, die tot stand moet komen in taal B (ιn om te zeggen dat β een correcte vertaling is van α, ιn een betekenis heeft die overeenkomt met α), nodig is te werken via metataal X, dan wordt men er allereerst toe gedwongen te besluiten op welke wijze α en β een betekenis hebben die gelijk is aan een tekst γ in X en om dat te besluiten heeft men een nieuwe metataal Y nodig, en zo verder tot in het oneindige5.
Het logische bezwaar kan ook zo worden geformuleerd: als ik om vast te stellen of twee uitingen gelijk of zelfs equivalent zijn, gebruik maak van een bepaalde taal om de taal te beschrijven, wie garandeert me dan dat die metataal de taal op bevredigende wijze beschrijft? En precies op dit punt sneuvelt de veronderstelling van elk criterium van linguïstische equivalentie. Wie een strikt denotatieve analyse maakt, kan stellen dat "I like Ike" een equivalent is van "I appreciate Eisenhower", maar zijn metataal kijkt alleen naar de denotatieve aspecten. Vanuit een methodologisch gezichtspunt is het dan misschien correcter om het uitgangspunt van de equivalentie overboord te zetten. Equivalentie veronderstelt immers in elk geval de expliciete uitsluiting van die gevallen die niet voorzien zijn door beschouwing van dat soort equivalentie. Liever dan over equivalentie zouden we dan moeten spreken over dominanten van de vertaling: als de dominant van de uiting puur denotatief van aard is, kunnen we zeggen dat "I like Ike" de vertaling is van "I appreciate Eisenhower", maar als de dominant een andere is, gaat die overeenkomst verloren.
Voor een deel speelt hier de kwestie dat elke taal leidt tot een verschillende wereldvisie, zoals Whorf stelt, waardoor het onmogelijk wordt om linguïstische equivalenties te zoeken wanneer er in werkelijkheid geen logische equivalenties zijn. Sterker nog, de gedachte alleen dat twee mensen elkaar kunnen begrijpen uitgaande van linguïstische equivalenties komt overeen met de gedachte dat twee personen uit twee verschillende culturen elkaar met gebarentaal kunnen begrijpen terwijl het duidelijk is dat de lichaamstaal niets spontaans heeft, maar juist cultuurgebonden is. Als we iemand zien blozen, kan dat tegenwoordig vertedering en sympathie opwekken, terwijl het in het zeventiende-eeuwse Engeland als hoogst onbetamelijk gold.
Elke cultuur classificeert de reële ervaring op haar eigen manier. De classificatie vindt niet plaats zoals in de fourniturenwinkel of bij de ijzerhandel, waar de doorsnede, de soort schroefdraad, de lengte, de kleur of het materiaal mogelijk maken om een bepaald artikel trefzeker terug te kunnen vinden in een bepaald laatje. Elke cultuur heeft een ander laatjessysteem, en hanteert verschillende parameters om de objecten uit de werkelijkheid mee te differentiëren. De onderverdelingen binnen de laatjes volgen in geen twee culturen dezelfde patronen, waardoor hetzelfde verschijnsel in twee verschillende vakjes terecht kan komen.
Toen G´d besloot om het streven naar macht van de mens een halt toe te roepen en de toren van Babel vernietigde, heeft hij niet zozeer de talen gedifferentieerd als wel de laatjes en vakjes. Sinds die dag leggen we twee gelijke schroeven in twee verschillende vakjes binnen een lade, of in twee verschillende laden. Hier hebben wij mensen zelf voor gezorgd, door middel van intertekstuele verwijzingen. "Gelaarst" kan best een bruikbaar synoniem zijn van "geschoeid" of "laarzendragend". Wat als spelbreker optreedt is dat "gelaarst" onlosmakelijk is verbonden met de "Gelaarste Kat", waarvoor in onze taal geen andere uitdrukking (zoals "de kat met de laarzen") kan worden gebruikt. En, wat erger is, het woord "gelaarst" draagt ook als de taalgebruiker (zender) dat niet wil, deze intertextuele lading met zich mee.
Hoe we vertalen besluiten we niet door uit te gaan van een woordenboek, maar van de hele geschiedenis van twee literaturen. [...] Daarom speelt bij vertalen niet alleen taalvaardigheid een rol, maar ook onze kennis van intertextualiteit, psychologie en verhalende literatuur6.
Volgens Quine kunnen, al naar gelang de analyse die op een zin wordt uitgevoerd, verschillende vertalingen worden gemaakt die allemaal even legitiem zijn: Quine noemt dat "onbepaaldheid van de vertaling":
Net zoals wij alleen binnen de termen van een theorie of een begripsmatig schema [...] zinvol over de waarheid van een zin kunnen spreken - en dat is veelzeggend -, zo kunnen wij in zijn totaliteit alleen binnen de termen van een bepaald systeem van analytische hypothesen zinvol spreken van interlinguale synonymie7.
Uitgaande van deze redenering kan men stellen dat elke uiting, zowel bij de interpretatie van wie haar zendt als bij die van wie haar ontvangt, op verschillende manieren in een context ingebed kan worden, waardoor haar betekenis kan veranderen. Terwijl de linguïstiek van het woordenboek ons ertoe zou doen neigen de taal te zien als een geheel van typen, dienen de typen er alleen toe om ons in staat te stellen ons te oriënteren in een woud van specifieke en contextgebonden voorkomende gevallen die de enige zijn die ons een idee kunnen geven van de concrete betekenis van de uiting waarmee we te maken hebben. Zoals Eco stelt:
Vertalingen hebben geen betrekking op linguïstische typen, maar op het linguïstisch voorkomen. Bij vertalingen gaat het niet om vergelijking tussen twee talen, maar om de interpretatie van twee teksten in twee verschillende talen8.
Bibliografische verwijzingen:
ECO U. Translating and being translated, in Experiences in translation, Toronto, University of Toronto Press, 2001, ISBN 0-8020-3533-7, p. 3-63.
MARÍAS J. Negra espalda del tiempo, Punto de lectura, 2000 (oorspronkelijke uitgave 1998), ISBN 84-663-0007-7.
MARÍAS J. Dark Back of Time, New York, New Directions, 2001 (vertaald door Esther Allen), ISBN 0-8112-1466-4.
1 Marías 2000, p. 12.
2 Marías 2001, p. 9.
3 Eco 2001, p. 11.
4 Eco 2001, p. 11.
5 Eco 2001, p. 12.
6 Eco 2001, p. 13.
7 Quine 1960, 2, 16.
8 Eco 2001, p. 14.
|
|
|
|
|