27 - De vrije vertaling – deel één
|
|
"[...] ya casi nadie se acuerda, pero le ponían cachalotes moribundos a tiro para hacerle creer que él los pescaba como un Ahab de cabotaje, una vez más pobre Melville"1.
"[...] hardly anyone remembers this now, but they used to set moribund sperm whales free within firing range to make him believe he was bagging them like some tourist Ahab, poor Melville again"2.
We hebben tot nu toe verschillende opvattingen (of misopvattingen) van de begrippen trouw, letterlijkheid en equivalentie in de vertaling leren kennen. Gewoonlijk stellen leken, als ze het hebben over vertalen, deze categorieën lijnrecht tegenover het begrip "vrijheid": de "vrije" vertaling komt overeen met de "onbetrouwbare", de "niet-letterlijke" en de "niet-equivalente". We zullen nu enige standpunten over vrijheid, gebondenheid en voorwaardelijke vrijheid de revue laten passeren.
Ik wil beginnen met een essay uit 1532 van Juan Luis Vives, De ratione dicendi, waarin in deze termen over vertaling wordt gesproken: er bestaan drie soorten vertalingen: die waarin solus spectatur sensus (alleen de betekenis wordt gerespecteerd), die waarin sola phrasis et dictio (alleen de lexicale en de syntactische vorm) wordt geëerbiedigd, en die vertaling waarin men zowel de dingen als de woorden probeert te behouden, in het Latijn: et res et verba ponderantur.
Het eerste type is nu precies de vrije vertaling:
In de vertalingen waarin men alleen van de betekenis uitgaat, bestaat vrijheid van interpretatie en wie achterwege laat wat geen rol speelt voor de betekenis of dat toevoegt wat de betekenis ten dienste staat, wordt dit vergeven. De stijlfiguren en schema’s van een taal hoeven niet in de andere tot uiting te worden gebracht en idiotismen al helemaal niet. Ik zie niet in waar het toe dient om een taalfout of barbarisme toe te laten om met zoveel woorden de betekenissen van het origineel tot uiting te brengen, zoals sommigen met Aristoteles of met de Heilige Schrift hebben gedaan. Het moet worden toegestaan om twee woorden weer te geven met één woord of één woord met twee, of met een ander aantal woorden, als men zich eenmaal de taal heeft meester gemaakt. Ja, het moet zelfs worden toegestaan om iets toe te voegen of weg te laten3.
Vijfhonderd jaar geleden betekende vrije vertaling voor Vives een vertaling waarin geen overeenkomst bestond tussen het woord van de brontekst en dat van de doeltekst. Er zijn theoretici die beweren dat de "trouw" van een vertaling van het type woord-voor-woord, of zelfs van letter-voor-letter, de grootste vorm van "ontrouw" is.
... de zogenaamde nauwkeurige (letterlijke) vertaling is nooit nauwkeurig en kan dat ook niet zijn, want het slaafs kopiëren van een woord is de leugenachtigste van alle vertalingen4.
Het blijkt hieruit dat de "vrije" vertaling van Vives overeenkomt met de "trouwe" vertaling van sommige anderen, en helaas dus niet met het tegenovergestelde ervan.
Anderhalve eeuw later, en wel om precies te zijn in 1690, sprak de grote Engelse filosoof en herinspirator van de semiotiek John Locke in zijn Essay Concerning Human Understanding, over het thema van de vrijheid van interpretatie, ook al schreef hij daarbij niet specifiek over interlinguale vertalingen. Abstracte woorden, die Locke aanduidt als "mixed modes", zijn naar zijn zeggen een manier waarop de geest van het individu naar eigen goedkeuren objecten of begrippen vastlegt die buiten de geest, in de zogenaamde "externe werkelijkheid", onderling totaal verschillen.
The mind in mixed modes arbitrarily unites into complex ideas such as it finds convenient; whilst others that have altogether as much union in nature are left loose, and never combined into one idea, because they have no need of one name.
Zolang de dingen in de natuur, de realia (maar hier niet in vertaalwetenschappelijke zin op te vatten), niet worden onderworpen aan benoeming, voltrekt hun bestaan zich in alle rust en om zo te zeggen zonder dat erbij wordt nagedacht, omdat ze geen naam nodig hebben.
It is evident then that the mind, by its free choice, gives a connexion to a certain number of ideas, which in nature have no more union with one another than others that it leaves out: why else is the part of the weapon the beginning of the wound is made with taken notice of, to make the distinct species called stabbing, and the figure and matter of the weapon left out?
Dit arbitraire denken, dit vluchtig vermogen van de geest om de externe werkelijkheid synthetisch te vatten op een manier die voor de geest zelf handig is, maar weinig "trouw" en heel "vrij", is in werkelijkheid een redelijke vorm van denkend handelen, tenminste redelijk voor wie dat uitvoert:
I do not say this is done without reason, as we shall see more by and by; but this I say, that it is done by the free choice of the mind, pursuing its own ends.
De geest streeft op egoïstische wijze zijn eigen doelstellingen na, en denkt niet aan het creëren van logische verbanden die ook voor andere geesten logisch zijn. Anderzijds vormen deze abstracte begrippen, deze "mixed modes", de basis voor het menselijk begrijpen:
and that, therefore, these species of mixed modes are the workmanship of the understanding. And there is nothing more evident than that, for the most part, in the framing of these ideas, the mind searches not its patterns in nature, nor refers the ideas it makes to the real existence of things, but puts such together as may best serve its own purposes, without tying itself to a precise imitation of anything that really exists.
De "vertaling" van de werkelijkheid in ideeën is heel vrij, zodanig dat ze zelfs niet is gebonden aan een precieze imitatie van iets dat echt bestaat. De kwestie wordt echter gecompliceerder wanneer het individu, dat in zijn geest een vrije synthese van de werkelijkheid tot stand heeft gebracht, deze met even grote vrijheid op zijn naaste tracht over te brengen.
Words, by long and familiar use, as has been said, come to excite in men certain ideas so constantly and readily, that they are apt to suppose a natural connexion between them.
Ieder mens is gewend aan datgene wat de woorden binnen zijn geest "opwekken", zo sterk zelfs dat hij de neiging krijgt te geloven dat die "opwekking" natuurlijk en universeel van aard is. Voor een individu zijn deze vrije logische verbanden inderdaad natuurlijk, maar dat betekent niet dat ze dat ook voor een ander zijn, die op zijn beurt naar eigen believen gebruik maakt van zijn vrijheid:
But that they signify only men’s peculiar ideas, and that by a perfect arbitrary imposition, is evident, in that they often fail to excite in others (even that use the same language) the same ideas we take them to be signs of:
De frustratie van de op arbitraire wijze synthetiserende persoon komt tot uiting wanneer hij bij het contact met zijn medemens ontdekt dat dezelfde woorden verschillende ideeën opwekken:
and every man has so inviolable a liberty to make words stand for what ideas he pleases, that no one hath the power to make others have the same ideas in their minds that he has, when they use the same words that he does.
Er bestaat geen enkele manier om dezelfde ideeën op te wekken in een ander, vertelt Locke ons.
Die lezers die deze cursus vanaf het begin hebben gevolgd, begrijpen al dat Locke hier het begrip "interpreterend teken" of "interpretant" introduceert, ook al gebruikt hij de term nog niet. Deze zou pas twee eeuwen later door Peirce worden bedacht. Uit deze opvatting vloeit voort dat de "vrije" vertaling de enig mogelijke is: elke vorm van luisteren, van uitspreken van een woord, van communicatie is een vrije vertaling van psychisch materiaal in verbaal materiaal of andersom. En de vrijheid waarmee dit gebeurt bij het individu wordt alleen maar belemmerd door zijn verlangen of behoefte tot socialiseren, het eens te zijn met anderen, om gedachten naar buiten te bengen.
Een eeuw na Locke zouden ook vertegenwoordigers van de Russische preromantiek de communicatie, en met name die in versvorm, opvatten als een vorm van vrijheidsberoving. Zich uitsprekend over de poëtische vertaling, stelde de dichter Zjoekóvskij dat ze de grootst mogelijke vrijheidsberoving vormt voor degene die zich uit (hij verwijst naar de beperkingen van metrum, rijm, klank en dergelijke), een vrijheidsberoving die als zodanig nauwelijks aan het daglicht komt:
Als we kijken naar een beeld of naar een schilderij en wanneer we een gedicht lezen, verwonderen we ons er vooral over hoe de kunst erin is geslaagd om aan het marmer die beweeglijkheid te geven of met kleuren onze ogen te bedriegen. Bij het lezen van poëzie uiten we ons ondanks de obstakels die ons door het metrum en het rijm worden opgelegd, met de vrijheid van de normale taal: wanneer we een dichter in proza vertalen, beroven we onvermijdelijk het origineel van al deze kenmerken.
De poëzie is dus de maximale vorm van fictie, van het presenteren van een vrijheid – bij het vertalen van de eigen gedachten in woorden – die in werkelijkheid geheel ontbreekt. Ook in dit geval is de vrije vertaling een oxymoron, een contradictio in terminis: het is in werkelijkheid een verplichte vertaling, een vertaling in gebondenheid.
Bibliografische verwijzingen:
DERRIDA J., Des tours de Babel (1985), in Nergaard S. (ed.), Teorie contemporanee della traduzione [Eigentijdse theorieën over vertalen]. Teksten van Jakobson, Levý, Lotman, Toury, Eco, Nida, Zohar, Holmes, Meschonnic, Paz, Quine, Gadamer en Derrida, Milano, Bompiani, 1995, Isbn 88-452-2470-8, p. 367-418.
FRASSINETI A., Nota del traduttore [Opmerking van de vertaler], in Diderot, D., Il nipote di Rameau, [Le neveu de Rameau], Torino, Einaudi, 1984, ISBN 88-06-05737-5, p. 150-153.
LOCKE J., An Essay Concerning Human Understanding, 1690.
MARÍAS J., Negra espalda del tiempo, Punto de lectura, 2000 (oorspronkelijke uitgave 1998), ISBN 84-663-0007-7.
MARÍAS J., Dark Back of Time, New York, New Directions, 2001 (vertaald door Esther Allen), ISBN 0-8112-1466-4.
PEIRCE C. S. Collected Papers of Charles
Sanders Peirce, uitgegeven door Charles Hartshorne, Paul Weiss en Arthur W. Burks, 8 vol., Cambridge (Massachusetts), Harvard University Press, 1931-1966. Zie ook de website www.peirce.org.
SCHOPENHAUER A., Über Sprache und Worte, in Parerga und Paralipomena (1851).
STEINER G., Real Presences (1989), Chicago, University of Chicago Press, 1998, ISBN 0-226-77234-9.
TSJOEKOVSKIJ K., Vysokoe iskusstvo (1968), in Sobr anie sočinenij v pjatnadcati tomah, uitgegeven door E. Tsjoekovskaja, Moskvà, Terra, 2001, vol. 3, ISBN 5-275-00127-4.
VIVES J. L., Versioni o interpretazioni [vertalingen of interpretaties] (1533), uitgegeven door Emilio Mattioli, in Testo a fronte, n. 12, Milano, Crocetti, 1995, Isbn 88-7887-00183-0, p. 127-132.
ZJOEKOVSKIJ V. M., O perevodah voobšče i v osobennosti o perevodah stihov (1810), in V. A. Žukovskij-kritik, Moskvà, Sovetskaja Rossija, 1985, p. 81-85.
1 Marías 2000, p. 332.
2 Marías 2001, p. 264.
3 Vives 1995, p. 127.
4 Kornej Tsjoekovskij, Vysokoe iskusstvo,1968, p. 56
|
|
|
|
|