"Sie setzte ihren Stolz darein, sich Dinge zu versagen an denen ihr besonders viel lag"1.
"Het gaf haar een gevoel van trots zich dingen te ontzeggen waar ze veel om gaf."
Het werk van de vertaler is een vreemde bezigheid, want het gaat om een activiteit die zich tegelijk in het centrum en in de periferie afspeelt. In het centrum doordat de vertaler – of meer in het algemeen de culturele bemiddelaar – een centrale rol speelt bij het met elkaar in contact brengen van verschillende delen van de wereld. Perifeer omdat hij volgens sommigen onzichtbaar zou moeten zijn, en velen zouden willen dat hij een te verwaarlozen factor was, die slecht wordt betaald en weinig erkend. Dat zal de reden zijn dat men in het beroep van vertaler – nadat de aanvankelijke "natuurlijke" selectie heeft plaatsgehad – alleen personen aantreft die beschikken over een enorme wilskracht, vasthoudendheid en bewustzijn van het doel dat ze willen bereiken.
Het vertalerschap is tevens een beroep dat een grote verscheidenheid kent aan aard en mate van werkzaamheid van wie het uitoefent. Er zijn vertalers die voltijds met hun vak bezig zijn, terwijl het voor anderen slechts een tweede of derde activiteit vormt. Sommigen oefenen het als zelfstandige uit, anderen als werknemer, sommigen werken voor vertaalbureaus en anderen als freelancer. De een doet het omdat hij het werk leuk vindt, de ander uit pure noodzaak.
Een eigenschap die alle goede vertalers gemeen hebben is in elk geval de nieuwsgierigheid, de mentale openheid en het plezier in een bezigheid waarin je vaak van het ene onderwerp naar het andere springt.
Vertalers en tolken zijn enorme lezers, alleslezers eigenlijk. Gewoonlijk lezen ze vier boeken tegelijk in verschillende talen, verhalen en essays, boeken op het vlak van de menswetenschappen en technische verhandelingen, boeken over de meest uiteenlopende onderwerpen [...], ze dragen een rijkdom aan verschillende "persoonlijkheden" in zich, klaar om die achter het computerscherm telkens als ze een nieuwe tekst krijgen, te reconstrueren. (Robinson 1997: 27)
Volgens Robinson komt het bij de vertaler als het gaat om het begrip "beroepseer", neer op drie punten: betrouwbaarheid, betrokkenheid en ethiek.
Om met de betrouwbaarheid te beginnen, voor de vertaler wordt de zoektocht naar de beste oplossing niet zozeer door externe factoren (als de opdrachtgever enz.) gedicteerd, als wel door een persoonlijke behoefte. Voor een professional is het van groot belang om het juiste woord en de voor een oplossing meest passende constructie te vinden. Betrokkenheid bij het vak is essentieel om te vermijden dat de dagelijkse praktijk tot "afslijting" leidt. Hieruit volgt het belang van confrontaties en contacten met collega’s, het volgen van cursussen om de vakkennis bij te houden, van conferenties, congressen en studiedagen die als doel hebben het beroepsmatige zelfvertrouwen van de vertalers op peil te houden.
Teksten lezen over vertalen, spreken over vertalen met andere vertalers, discussiëren over problemen en oplossingen die te maken hebben met de linguïstische overdracht, de verlangens van klanten, problemen met betalingen en dergelijke zaken, het volgen van vertaalcursussen, deelnemen aan conferenties over het vertalen: dit alles geeft ons het sterke gevoel dat we geen geïsoleerde en onderbetaalde knechten zijn, maar vaklieden, omringd door andere professionals die onze zorgen delen. (Robinson 1997: 30)
Een van de meest evidente aspecten van het beroep is het ruimtelijke aspect ervan. Velen die niet in het vak zitten zeggen: wat een mooi vak, dat vertalen, je kunt gaan en staan waar je wilt, op een eiland gaan leven als je daar zin in hebt, en toch door blijven werken. Maar je loopt altijd het risico op een eiland te leven, ook wanneer je in dezelfde stad als je opdrachtgevers en collega’s woont, en je hoort zelfs collega’s regelmatig zeggen dat ze soms de voorkeur zouden geven aan een nog slechter betalend werk dat hun tenminste de gelegenheid gaf tot enige menselijke contacten gedurende de werkdag, ook al was het maar een onbetekenende vorm van contact, zoals een babbeltje over het weer of over hoe moe men zich voelt.
Tenslotte, maar zeker niet op de laatste plaats: het ethische aspect. Tot welk punt is het geoorloofd dat een vertaler het origineel geweld aan doet, wanneer dit door zijn opdrachtgever wordt gevraagd? Het is niet gemakkelijk antwoord te geven op deze vraag, want we hebben gezien dat onder de paraplu van de totale vertaling zich alle communicatieve processen bevinden die een brontekst en een doeltekst hebben, en dat alle communicatieve processen, doordat ze een fase doorlopen waarin mentaal materiaal min of meer onbewust wordt omgezet om tot de doeltekst te komen, er van uitgaan dat sterke individuele ideologische sporen van de vertaler bij het proces achterblijven.
Dan zijn er de gevallen van de contrasterende ideologieën van de schrijver en de vertaler, zoals Robinson suggereert:
Wat doet de feministische vertaalster wanneer haar gevraagd wordt om een duidelijk seksistische tekst te vertalen? Wat doet een progressieve vertaler als hem wordt gevraagd een tekst van neonazistische herkomst te vertalen? Wat doet een milieubewuste vertaler wanneer hij een opdracht krijgt voor vertaling van een reclamecampagne voor een chemisch bedrijf dat in milieuopzicht onverantwoordelijk bezig is? (Robinson 1997: 31)
Het antwoord dat ik meen te moeten geven is: hij doet wat hij of zij kan. Het is duidelijk dat het in wezen afhangt van de mate waarin een vertaler afhankelijk is van het hem aangeboden werk. In landen waarin er geen democratie bestaat of bestond, moesten vertalers – en ook schrijvers – bijvoorbeeld bijna altijd hun taak in balans trachten te houden met hun eigen ethisch bewustzijn. De lezer zal zich de les herinneren waarin we het hadden over het vertaalhandboek van Fjodorov dat een hoofdstuk bevatte over Marx, Engels en Lenin als vertaalwetenschappers, een hoofdstuk dat overduidelijk was ingegeven door de noodzaak om teneinde het boek te kunnen publiceren botte censoren tevreden te stellen en het einde van de maand te halen, al was het dan misschien met enige gewetensproblemen, maar toch levend en met een gevulde maag. In schijnbaar vrijere samenlevingen kunnen economische beperkingen net zo onaangenaam zijn.
Wat we niet uit het oog moeten verliezen is dat vertalers niet onzichtbaar zijn en dat als ze dat zijn, ze daar meer dan genoeg van hebben. Hun ideologie, of die nu duidelijk naar voren komt of impliciet aanwezig is, speelt een fundamentele rol bij hun vertalingen en om vrede te hebben met zichzelf, moeten ze vrede hebben met hun beroepseer. Om op serene wijze deze oxymoron op te lossen dat hun werk een origineel is dat echter ook een kopie is, en een kopie die echter ook een origineel is, zullen ze de noodzaak voelen in hun werk een spoor achter te laten dat is toegesneden op hun rol, en dat voldoet aan hun eigen gedragscode.
Voor wat productiviteit betreft, wijst Robinson de volgende vier factoren aan:
- typesnelheid
- moeilijkheidsgraad van de tekst
- voorkeuren of persoonlijke stijl
- stress die voortvloeit uit het werk, algemene mentale toestand.
Natuurlijk hangt de rangorde waarin die vier factoren worden geplaatst af van de individuele vertalers en van het punt in hun leven waarop ze zich bevinden. Zo heb ik, om een voorbeeld te geven, persoonlijk ervaren wat voor schadelijke invloed rouw heeft gehad op mijn vermogen om de kwaliteit van mijn werk te bewaken.
Niet voor alle vertalers hebben snelheid en productiviteit prioriteit. Er bestaan natuurlijk mensen die voor hun plezier vertalen, en hun inkomen genieten uit familiebezit, uit een ander beroep (bijvoorbeeld een universitaire werkkring) of uit dat van hun partner, en die daarom alleen teksten vertalen die ze mooi vinden, en die het bijna als heiligschennis zien om zich dat genoegen te laten ontnemen door snel te vertalen. Als we uitgaan van de gegevens van Robinson, dan kan de productiviteit van een professionele vertaler schommelen tussen tienduizend en honderdduizend karakters2 per dag. Gewoonlijk kan men om het aantal karakters te verkrijgen het aantal woorden vermenigvuldigen met zeven3; in sommige landen gaat men meestal uit van bladzijden als vaste eenheid van betaling, waartoe men het aantal karakters deelt door 1500 of 2000, al naar gelang het werk voor een uitgeverij of voor andere opdrachtgevers betreft, althans zo werkt men in Italië. In Nederland gaat men meestal uit van het aantal woorden, waarbij de meeste opdrachtgevers de (via de optie woorden tellen in word) gemakkelijk uit te voeren telling van de doeltekst als uitgangspunt nemen voor facturering4. Het is evident dat als men werkt met technische of vaktalige teksten waarin erg veel herhalingen voorkomen en men gebruikt maakt van een vertaalgeheugen dat de zinnen in reeds voor 90% voorvertaalde vorm aanlevert, waarin slechts hier en daar een woord moet worden gewijzigd, het niet onmogelijk is om tot honderdduizend karakters per dag te komen, ook al kan men hier welhaast dol van worden en is deze vorm van werken zeer inspannend. Bovendien maakt mentale oefening dat een vertaler zijn snelheid sterk kan opvoeren, zoals Robinson heel helder uitlegt in de volgende passage:
Naarmate men meer vertaalt, ontstaan er in de hersenen meer gemarkeerde sinaptische tracés van de originele taal naar de ontvangende taal, zodat de vertaling van bepaalde structuren van de oorspronkelijke taal in zijn werk begint te gaan zoals een macro in een computerprogramma: hup, de vertaling van een woord of zinsdeel springt bijna van de vingers af het scherm op. (Robinson 1997: 37-38)
Bibliografie
CANETTI ELIAS Die gerettete Zunge. - Die Fackel im Ohr. - Das Augenspiel, München, Carl Hanser Verlag, 1995, ISBN 3-446-18062-1. Gebruikte uitgave: Die gerettete Zunge, Frankfurt, Fischer Verlag 1979, ISBN 3-596-22083-1.
ROBINSON DOUGLAS Becoming a Translator. An accelerated course, London-New York, Routledge, 1997, ISBN 0-415-14861-8
1 Canetti 1979: 229.
2 In Nederland wordt de typesnelheid meestal aangegeven in aanslagen, waarbij dus ook spaties worden gerekend - noot van de vertaler
3 Voor sommige talen die veel lange woorden kennen, zoals het Duits, het Fins of het Turks, kan dit aantal hoger uitvallen, voor andere wellicht lager; een tweetal steekproeven in de tekst van dit hoofdstuk gaven als resultaat 5 karakters per woord - noot van de vertaler
4 Een aantal vertaalbureaus gaat echter uit van het van te voren getelde aantal woorden van de brontekst, dit om de cliënt een exacte offerte te kunnen geven. Daar het aantal woorden in de doeltekst ca. 10% hoger pleegt te zijn dan dat van de brontekst, is dit onvoordeliger voor de vertaler - noot van de vertaler, voor wiens verantwoordelijkheid uiteraard de verwijzingen naar Nederland komen.
|
|