"Alle Ereignisse jener ersten Jahre spielten sich auf spanisch oder bulgarisch ab. Sie haben sich mir später zum größten Teil ins Deutsche übersetzt."1
"Alle gebeurtenissen van die eerste levensjaren beleefde ik dus in het Spaans of het Bulgaars. Ze zijn later grotendeels in het Duits vertaald".
Wij vervolgen onze beschouwing uit de voorgaande lessen over de kostbare bijdrage die Levý heeft geleverd aan de theorie van de herschepping binnen de doeltekst. De invloed van de brontekst op de doeltekst is altijd merkbaar in de stijl van de vertaler. Die invloed kan direct of indirect van aard zijn. Directe invloed kan positief zijn (als elementen worden toegevoegd) of negatief (als kenmerken van de brontekst ontbreken); de positieve invloed kan de gedaante krijgen van de aanwezigheid in de doeltekst van (vanuit het gezichtspunt van de ontvangende cultuur) onhandige constructies, die aan de brontekst zijn ontleend. De negatieve invloed bestaat in de afwezigheid in de doeltekst van expressieve middelen die de taal van brontekst niet kent.
invloed van de brontekst op de doeltekst |
direct |
|
indirect |
positief |
negatief |
|
negatief |
onhan-digheden |
afwezig-heid van expres-sieve middelen |
|
afwezigheid van constructies eigen aan de brontaal |
De indirecte invloed van de taal van de brontekst ziet men daarentegen door te letten op de frequentie waarmee de vertaler zich verwijdert van de kenmerkende stilistische bouwsels van de taal van het origineel, die hij interpreteert als neutraal. Op dit laatste aspect hebben we in les 1 van dit deel al gewezen.
Naast deze problemen, die direct voortvloeien uit het anisomorfe karakter van natuurlijke talen, bestaan er andere die ontstaan doordat het denken – dat zijn oorspronkelijke gedaante krijgt in de brontaal –in zekere zin onlosmakelijk verbonden is met de taal waarin het ontstaat. Ook Whorf merkt dit op, zij het in een andere context, wanneer hij stelt dat:
Wij aldus te maken krijgen met een nieuw relativiteitsbeginsel, dat stelt dat waarnemers niet allemaal op dezelfde manier kunnen kijken naar hetzelfde stukje van de wereld, tenzij ze eenzelfde linguïstisch achterland hebben of die achtergronden op een of andere manier geijkt kunnen worden2.
Dat men binnen een linguïstische cultuur geboren en getogen is, heeft tot gevolg dat individuen verschillende wereldvisies bezitten, en dat staat in zekere zin haaks op de mogelijkheid om vertalingen te maken, tenzij we de vertaling zien als de uitbreiding van een nieuwe en andere visie op de wereld:
De feiten verschillen voor sprekers waarvan de intieme linguïstische achtergrond een afwijkende formulering van die feiten met zich meebrengt3.
In wezen doet een goede vertaler misschien juist dit: hij levert in de doelcultuur een versie van de wereldvisie van de broncultuur ten opzichte van de doelcultuur. Maar als we het zo stellen, ontstaan er ernstige risico´s van arbitraire uitbreiding van de interpretatieve en herscheppende capaciteiten van de vertaler. Tot welk punt staat het de creativiteit van de vertaler vrij om de brontekst te herinterpreteren en wanneer gebeurt het daarentegen dat de persoonlijkheid van de vertaler de overhand krijgt op de door de tekst tot uiting gebrachte cultuur?
Tot deze uitgangssituatie is volgens Levý het veelvoud aan beslissingen terug te voeren dat de vertaler, niet alleen in de praktijk maar ook in theorie, gedwongen wordt te nemen4. De vertaler
moet aan het discours de mogelijkheid tot verbreding teruggeven. Hij moet de weg van de linguïstische productiviteit ontdekken. In een tijdperk dat wordt beheerst door linguïstische stereotypen is dat geen overbodige luxe.
Terwijl het originele werk ontstaat uit de nationale taal en door die taal gecompleteerd wordt, is in de vertaling de linguïstische creativiteit een uitzonderlijk verschijnsel, dat geen onlosmakelijk deel uitmaakt van het creatieve proces, maar alleen door toevallige linguïstische situaties wordt geactiveerd5.
Met andere woorden, op het eerste gezicht impliceert het vertaalproces niet een substantiële linguïstische creativiteit, maar eerder een zekere technische vaardigheid, die is gebaseerd op een tekst waaraan wél linguïstische creativiteit ten grondslag ligt. Deze visie op het vertalen wordt door Levý weersproken, want zij brengt volgens hem stilistische en dientengevolge tevens inhoudelijke afvlakkingen met zich mee.
In deze zin is Levý niet erg gelukkig met de automatische procédés die de ervaren vertaler bijna zonder het te beseffen toepast. Levý, terugkomend op de triade van Peirce, instinct, experience en habit, waarschuwt voor de habit, de gewoonte, die bestaat in een reeks voorgebakken oplossingen, vertaalclichés die de typerende elementen van een (bron)tekst uiteindelijk vervormen tot typerende elementen van een (doel)repertoire. Zoals Toury zegt:
bij de vertaling neigen de "tekstemen" van de brontekst ertoe te worden omgezet in "repertoremen" van de ontvangende taal (of de ontvangende cultuur)6.
Om de grote bestaande verschillen tussen de expressieve systemen van beide talen te overbruggen, beschikken vertalers over geprefabriceerde clichés, constructies die de littekens dragen van de inspanning die het heeft gekost ze te bedenken. Volgens Levý kan men zelfs op het eerste gezicht vaststellen dat een tekst uit een andere taal vertaald is door te letten op de enorme hoeveelheden constructies die misschien wel grammaticaal en stilistisch correct zijn, maar toch enigszins kunstmatig aandoen.
Stereotype beslissingen – resultaat van een niet creatieve benadering van de kunst – zijn ook kenmerkend voor een andere kunst die met herschepping te maken heeft: het reciteren7.
Deze parallel tussen "reproducerende" kunsten, zoals Levý ze noemt, herinnert aan een soortgelijke parallel die de bekende Siciliaanse (toneel)schrijver Luigi Pirandello in 1908 trok in zijn essay "Illustratoren, acteurs en vertalers" uit 1908. Zoals reeds uit de titel van dit essay valt af te leiden, begreep Pirandello de bijzondere overeenkomsten tussen deze processen die ik zou aanduiden als "vertalende processen" en die Pirandello niet aarzelde te betitelen als "vertalingen":
Illustratoren, acteurs en vertalers bevinden zich namelijk welbeschouwd in dezelfde situatie van esthetische beoordeling. Alle drie gaan uit van een reeds tot uiting gebracht, dat wil zeggen door anderen bedacht en uitgevoerd kunstwerk, dat de eerstgenoemde moet omzetten in een andere vorm van kunst, de tweede in concrete handeling, en de laatste in een andere taal. Hoe worden deze vertalingen mogelijk?8
Bibliografie
CANETTI ELIAS Die gerettete Zunge. - Die Fackel im Ohr. - Das Augenspiel, München, Carl Hanser Verlag, 1995, ISBN 3-446-18062-1. Gebruikte uitgave: Die gerettete Zunge, Frankfurt, Fischer Verlag 1979 , ISBN 3-596-22083-1.
LEVÝ JIŘÍ, Umení překladu, Praha, Českosl ovenský spisovatel, 1963. Russsiche vertaling door Vladìmir Rossel´s, Iskusstvo perevoda, Moskvà, Progress, 1974.
PIRANDELLO L., Illustratori, attori e traduttori [Illustratoren, acteurs en vertalers] (1908), in Saggi [Essays], uitgegeven door Manlio Lo Vecchio Musti, Milano, Mondadori, 1939, p. 227-246.
TOURY G., Descriptive Translation Studies and Beyond, Amsterdam, Benjamins, 1995, ISBN 90-272-1606-1
WHORF B. L., Language, Thought, and Reality. Selected Writings, uitgegeven door John B. Carroll, met een voorwoord van Stuart Chase, Cambridge (Massachusetts), Massachusetts Institute of Technology, 1956.
1 Canetti 1979: 17.
2 Whorf 1956: 214.
3 Whorf 1956: 235.
4 Levý 1963: 84.
5 Levý 1963: 84.
6 Toury 1995: 268.
7 Levý 1963: 84.
8 Pirandello 1908: 238.
|