Logos Multilingual Portal

7 - Het residu: tijdsfactoren

HomeTerugVooruit


"Es ist nicht wie die literarische Übersetzung eines Buches von einer Sprache in die andere, es ist eine Übersetzung, die sich von selbst im Unbewußten vollzogen hat, und da ich dieses durch übermäßigen Gebrauch nichtssagend gewordenen Wort sonst wie die Pest meide, mag man mir seinen Gebrauch in diesem einen und einzigen Falle nachsehen."1

"Het is niet als de literaire vertaling van een boek uit één taal in de andere, het is een vertaling die in mijn onderbewustzijn tot stand is gekomen, en omdat ik als de pest dat woord mijd dat elke reële betekenis heeft verloren door het ongebreidelde gebruik dat men ervan maakt, moet de lezer mij vergeven als ik het alleen in dit geval gebruik."

 

Elke vorm van communicatie – en dus ook de vertaling – is onderworpen aan de semiotische wet van het residu. Nida schrijft: "Als we erop zouden staan dat met de vertaling geen enkel verlies van informatie gepaard mag gaan, dan zou natuurlijk niet alleen de vertaling maar alle communicatie onmogelijk zijn"2 (Nida 1959: 13)

Shannon en Weaver hebben in 1949 een mathematisch communicatiemodel ontworpen, dat daarna door studies op het gebied van de semiotiek is gebruikt en uitgewerkt, zoals bijvoorbeeld in Jakobsons beroemde essay Linguistics and poetics uit 1960. In dit model wordt de communicatie onderscheiden in zes componenten en zes daarbijbehorende functies.

 

 

CONTEXT (referentiële functie)

 

ZENDER (emotieve functie)

BOODSCHAP (poëtische functie)

ONTVANGER(conatieve functie)

 

CONTACT (fatische functie)

 
 

CODE (metalinguïsti-sche functie)

 

De zes componenten van de communicatie en de bijbehorende functies (Jakobson 1960: 66-71).

Jakobson heeft tevens een versimpeld model uitgewerkt, waarin onder de term "signaal" zowel de boodschap als de code wordt begrepen. In de volgende illustratie zien we hoe dit model werkt:

Het verticale slangetje onderaan in het schema is de "ruis". Dat is zo genoemd omdat de context waarin dit communicatiemodel oorspronkelijk is gedacht betrekking heeft op de mondelinge of in elk geval de geluidsgerelateerde communicatie. Het idee geldt echter ook voor alle andere soorten communicatie. Behalve wanneer het om akoestiek gaat, moet men "ruis" in figuurlijke zin opvatten; het verwijst naar elke willekeurige verstoring of belemmering die bij het overbrengen van de boodschap van het brein van de zender naar dat van de ontvanger kan optreden.

Waar kan de "ruis" zich voordoen en op welke fasen van het communicatieproces heeft hij betrekking? Hij kan zich bij de zender of bij de ontvanger bevinden (dat wil zeggen, een manco in de communicatie bij een van beide individuen betreffen). Hij kan besloten liggen in de boodschap, die misschien is opgesteld zonder rekening te houden met de eigen communicatieve functie en daardoor anders kan worden opgevat dan de zender bedoelt. Of hij kan liggen in de code: elke code heeft een standaardversie, en als men zich daar te zeer van verwijdert, neemt het risico op een onjuist begrip in hoge mate toe.

Een van de factoren waarbij de kwestie van het vertaalresidu een grote rol speelt is echter de context. De oorzaak hiervan is niet moeilijk te begrijpen: in de vertaling verandert de context en dit geldt voor bijna alle gevallen. De bekende Slovaakse vertaalwetenschapper Anton Popovič helpt ons enige kwesties die nauw verband houden met het residu beter te begrijpen, om te beginnen de tijdsfactor. De tijdsfactor heeft natuurlijk betrekking op vertalers die een werk vertalen uit een andere tijd dan de hunne, want anders is de tijdsafstand tot de brontekst vrijwel gelijk aan nul.

Wanneer de vertaler een tekst uit het verleden voor zich heeft, "actualiseert" hij deze gewoonlijk om hem toegankelijk te maken voor zijn tijdgenoten. Historisering is gerechtvaardigd in geval de auteur zelf daartoe zijn toevlucht neemt. Zoniet, dan neemt het de gedaante aan van een expressieve kunstgreep van de vertaler.” (Popovič 1975: 122).

De twee prevalerende opstellingen kunnen als volgt worden weergegeven:

een conserverende of historiserende opstelling (retentive translation);

een moderniserende opstelling (re-creative translation).

Beide houdingen komen overeen met een verschillende focalisering van de vertaler. In het eerste geval richt de vertaler zich op de auteur van de brontekst, terwijl hij zich in het tweede geval vooral richt op de eisen van de modellezer van de doeltekst.

Popovič maakt onderscheid tussen twee vormen van modernisering:

de "traditionele" of betrekkelijke modernisering, waarin de vertaler de woordenschat en syntaxis aanpast om die beter leesbaar te maken voor de eigentijdse lezer, maar (bijvoorbeeld) de versvorm gelijk blijft aan die van het origineel;

de radicale modernisering, waarin ook de thematische en socio-culturele aspecten van de tekst worden gewijzigd, met inbegrip van de realia; een paard kan in dat geval een motorfiets worden.

De tijdsfactor is niet, zoals op het eerste gezicht zou kunnen lijken, voor alle aspecten van alle culturen gelijk. Om dit beter te verduidelijken kan men het begrip "culturele tijd" of "tijd van de cultuur" gebruiken.

In elke cultuur hebben een verschijnsel, een literaire stroming, een mode, een zekere gevoeligheid voor een bepaald probleem, hun eigen rijpingstijden. Zo vond de industriële revolutie in het Britse rijk plaats in de tweede helft van de achttiende eeuw, terwijl zij in andere Europese landen, zoals Rusland en Italië, vooral in het begin van de twintigste eeuw haar beslag kreeg. Dit heeft geleid tot het niet synchroon verlopen van de rijping van de overeenkomstige culturen voor wat de culturele aspecten van de economische ontwikkeling betreft, en kan daar in de vertaling nog steeds toe leiden.

Zo hebben de opkomst van vakbonden en eisen van de werkende klasse en haar levensomstandigheden meer in het algemeen, zoals die te lezen zijn in de roman Mary Barton van Elizabeth Gaskell (uit 1848) geen pendanten in vele andere culturen van de wereld in diezelfde tijd. En wanneer in een bepaald land het probleem van veiligheidsnormen in fabrieken als hoogst actueel wordt gezien, kan in een ander, recent geïndustrialiseerd land de cultuur gekenmerkt worden door het centraal stellen van het voorrecht van betaalde arbeid boven de negatieve aspecten daarvan. Als een roman zoals die van Elizabeth Gaskell in datzelfde jaar 1848 in een andere cultuur zou zijn vertaald, zouden ernstige problemen in het begrip van het boek zijn ontstaan door de van elkaar verschillende culturele tijden in beide culturen.

Popovič geeft drie mogelijkheden:

  1. de tijd van de cultuur van het origineel en die van de vertaling vallen samen:
  2. ______________----------------___________

    ______________----------------___________

  3. de culturele tijd van de vertaling loopt achter op die van het origineel:
  4. ______________----------------___________

    ______________----------------___________

    zoals in het geval van de Italiaanse of Russische Romantiek als we die met de Engelse vergelijken;

  5. de culturele tijd van het origineel ontbreekt volledig in de cultuur van de vertaling:

______________----------------___________

------------------------------------------------------

zoals in het geval van een literair genre dat in de doelcultuur helemaal niet bestaat.

In de volgende les zullen we andere semiotische aspecten van het vertaalresidu analyseren, en daarbij ook stilstaan bij de veroudering van vertalingen, die spreekwoordelijk veel sneller verloopt dan die van de originelen.

 

Bibliografie

CANETTI ELIAS Die gerettete Zunge. - Die Fackel im Ohr. - Das Augenspiel, München, Carl Hanser Verlag, 1995, ISBN 3-446-18062-1. Gebruikte uitgave: Die gerettete Zunge, Frankfurt, Fischer Verlag 1979, ISBN 3-596-22083-1.

JAKOBSON R. Linguistics and poetics, in Language in Literature, uitgegeven door Krystyna Pomorska, Harvard, Belknap-Harvard University Press, 1987, p. 62-94.

NIDA, E. Bible translating, in Brower, R.A. (ed.), On translation, Harvard, Harvard University Press, 1959, p. 11-31.)

POPOVIČ A. Teória umeleckého prekladu, Tatran, 1975. Russische vertaling door I. A. Bernštejn e I. S. Černjavskaja, uitgegeven door N. A. Kondrašov, Problemy hudožestvennogo perevoda, Moskvà, Vysšaja škola, 1980.


1 Canetti 1979: 18.
2 "If one is to insist that translation must involve no loss of information whatsoever, then obviously not only translating but all communication is impossible."



 



HomeTerugVooruit