Logos Multilingual Portal

9 - Het residu: culturele factoren

HomeTerugVooruit


"Sie duldete keineswegs, daß ich die anderen Sprachen aufgab, Bildung bestand für sie in den Literaturen aller Sprachen, die sie kannte, aber die Sprache unserer Liebe – und was war es für eine Liebe! – wurde deutsch."1

"Ze stond absoluut niet toe dat ik de andere talen verwaarloosde. Voor haar bestond cultuur uit de literatuur van alle talen die zij zelf kende, maar de taal van onze liefde – en wat voor liefde was dat! – werd het Duits"

In de twee vorige lessen hebben wij ons beziggehouden met een aantal implicaties die tijdsfactoren hebben voor het vertaalresidu. We komen nu te spreken over de culturele factoren. Elke tekst ontstaat als uiting van een tegenstelling tussen de cultuur van de zender en de cultuur van de modellezer. Dit aspect – dat in elke tekst evident is – valt in het bijzonder op in de interlinguïstische vertaling, waarin culturele verschillen en zelfs de meest oppervlakkig waarneembare linguïstische verschillen naast elkaar komen te staan.

Bijgevolg leidt elke tekst tot een compromis, een mengeling van culturele tendensen.

Dit verschijnsel geven we aan met een term uit de semiotiek: “creolisering” van twee teksten, die van het origineel en die van de vertaling (Popovič 1975: 130).

Net zoals een creolentaal een taal is die invloeden van twee soms heel uiteenlopende culturen in zich synthetiseert - het Papiamento is hier een goed voorbeeld van -, gebruikt ook de semiotiek het begrip "creolisering" in brede zin, ook voor culturele invloeden die niet noodzakelijkerwijs met taal te maken hebben. De beide culturen van de vertaling worden onderworpen aan een wederzijdse overlapping, zoals de volgende illustratie uit het boek van Popovič weergeeft:

De zendende cultuur in het schema (1) is gewoonlijk weer een mix van de individuele cultuur van de auteur en de collectieve cultuur van het milieu waartoe hij behoort. Daartegenover is de ontvangende cultuur (2) die van de "buitenwereld", de wereld van anderen. Deze semiotische tegenstelling is diezelfde waarop Jurij Lotman (1968) wees toen hij sprak over de relatie tussen het Zelf en het Andere, tussen Ons en Zij enzovoorts. In de interlinguïstische vertaling is deze tegenstelling heel duidelijk zichtbaar, omdat het gaat om een ontmoeting van twee culturen, die van de brontekst en die van de doeltekst. Volgens Popovič zijn er drie verschillende situaties die zich kunnen voordoen bij zo’n explosie van tegenstellingen tussen culturen.

De eerste wordt weergegeven in de volgende illustratie (Popovič 1975: 131):

Hier is de activiteit van de cultuur van de brontekst (1 in het vorige plaatje) sterker dan de activiteit van de cultuur van de doeltekst (2 in het vorige plaatje). De zendende cultuur oefent dus een middelpuntzoekende druk uit op de ontvangende cultuur.

Een tweede geval wordt weergegeven door de volgende illustratie:

Hier is de activiteit van de cultuur van de doeltekst (2 in het voorgaande plaatje) sterker dan de activiteit van de cultuur van de brontekst (1 in het voorgaande plaatje). De zendende cultuur oefent dus een middelpuntvliedende druk uit op de ontvangende cultuur.

De derde en laatste mogelijkheid wordt weergegeven door de volgende illustratie:

Bij de vertaling treedt in dit geval een evenwichtige interactie op tussen de zendende en de ontvangende cultuur. Gezien het feit dat in een vertaling slechts één versie kan worden gegeven, moet de vertaler deze tegenstellingen oplossen met behulp van één van deze drie benaderingen. Elk leidt tot een ander soort residu.

Als de vertaler neigt tot de eerste oplossing, krijgt de lezer talrijke elementen uit de broncultuur aangereikt, en bestaat het communicatief residu vooral in de leesbaarheid van de tekst (die soms syntactische trekjes behoudt die kenmerkend zijn voor de oorspronkelijke cultuur) en in de begrijpelijkheid van de realia en de andere cultuurspecifieke elementen.

Neigt de vertaler tot de tweede oplossing, dan heeft de lezer van de vertaling te maken met een zeer leesbare en goed lopende tekst, waarin de cultuurspecifieke elementen vervangen zijn door cultuurspecifieke elementen uit de cultuur van de lezer: in dit geval is het communicatief residu vooral gelegen in de niet getransponeerde cultuurspecifieke elementen van de brontekst, die in de vertaling zijn culturele identiteit is kwijtgeraakt ten gunste van de leesbaarheid.

Als de lezer tot de derde mogelijkheid neigt, zal het vertaalresidu gemengd van aard zijn: het zal voor een deel bestaan uit cultuurspecifieke elementen en voor een deel uit linguïstische en syntactische elementen. Over de dialectiek tussen beide polen schrijft Popovič als volgt:

Laten we kijken naar een vertaalsituatie waarin de grenzen van de andere cultuur geheel zijn uitgewist, wanneer in de vertaling het gevoel van "vertaald zijn", de pool van het Zelf, verloren gaat. Laten we aan de andere kant kijken naar de situatie waarin de ontvangers zich in de sfeer van de andere cultuur bevinden, zonder rekening te houden met de predispositie en de voorwaarden voor de ontvangst ervan: [dit is] de extreme benadrukking van de culturele pool van het origineel in een vertaling (Popovič 1975: 138-139).

De reden waarom Popovič zo uitgebreid spreekt over het begrip “creolisering” is dat de totaliteit van de mogelijke verwezenlijkingen van een brontekst zich langs de as tussen beide polen bevindt, maar een versie die in absolute zin de toeeigenende herschrijving of juist de niet-leesbare erkenning van de broncultuur vertegenwoordigt, moeilijk aan te treffen zal zijn. Om die reden gaat het, nu we eenmaal het bestaan van beide polen hebben gezien, er in deze optiek om elke afzonderlijke concreet gerealiseerde vertaling te bestuderen als een vorm van creolisering die sterker of minder sterk de kant van een van beide polen opgaat.

Het vertaalresidu moet in dit perspectief altijd worden aangeduid in termen van culturele afstand van de lezer tot de tekst of van culturele afstand van de tekst tot het origineel.

 

Bibliografie

CANETTI ELIAS Die gerettete Zunge. - Die Fackel im Ohr. - Das Augenspiel, München, Carl Hanser Verlag, 1995, ISBN 3-446-18062-1. Gebruikte uitgave: Die gerettete Zunge, Frankfurt, Fischer Verlag 1979, ISBN 3-596-22083-1.

LOTMAN JU. O metajazyke tipologičeskih opisanij kul´tury [Over de metataal van de typologische beschrijvingen van de cultuur], 1968, in Semiosfera, Sankt-Peterburg, Iskusstvo-SPB, 2000, ISBN 5-210-01488-6, p. 462-484.

POPOVIČ A. Teória umeleckého prekladu, Tatran, 1975. Vertaald in het Russsich door I. A. Bernštejn en I. S. Černjavskaja, uitgegeven door N. A. Kondrašov, Problemy hudožestvennogo perevoda, Moskvà, Vysšaja škola, 1980.


1 Canetti 1979: 90.



 



HomeTerugVooruit