Logos Multilingual Portal

30 - De down-top benadering van de transformationele relaties

HomeTerugVooruit


"el indiferente anteayer se convierte de golpe en ‘los últimos años’, según la fórmula de las crónicas y biografías, que a menudo dicen eso del muerto, ‘durante sus últimos años...’, como si hubiera podido anticiparlo nadie"1.

"what was no more than the day before yesterday is suddenly transformed into ‘the final years’, in the standard phrase of articles and biographies, which often speak of the deceased ‘during his final years’, as if anyone could have anticipated that"2.

Een van de brandpunten waar het telkens weer om gaat in de studies over het vertaalproces, is de beschrijving van de keuzes bij de vertaling of, als we die vanuit de volgende fase van het vertaalproces willen benoemen (zie de vorige les), van de verschillen (shifts) tussen bron- en doeltekst.

  1. Er zijn modellen ontwikkeld om microstructurele veranderingen (die welke betrekking hebben op kleine eenheden tekst, zoals woorden) te analyseren, los gezien van de tekstuele context, en daar conclusies aan te verbinden voor de tekst in zijn totaliteit, of tenminste een lijst te genereren van de microveranderingen die op een bepaalde doeltekst betrekking hebben.
  2. Bovendien bestaan er chronotopische modellen die ernaar streven een typologie van (doel)teksten te genereren, en die deze grofweg beschouwen als teksten, niet als groepen van microveranderingen, maar als globale macroveranderingen. In dit geval worden de categorieën van veranderingen niet als absoluut gezien, zoals in het eerste geval, maar in verband gezien met de poëtica-gerelateerde en culturologische context van de tekst in kwestie.

Een voorbeeld van het eerste type is het model van Van Leuven-Zwart, een voorbeeld van het tweede type vormt het chronotopische model van Torop, waarmee we al hebben kennisgemaakt in les 21 van het eerste deel van deze cursus en dat we nog even reproduceren:

passende vertaling

hercodering (vorm)

transpositie (inhoud)

analyse (brontekst)

synthese (doeltekst)

analyse (brontekst)

synthese (doeltekst)

Autono-mie

dominant

Autono-mie

dominant

Autono-mie

dominant

Autono

mie

dominant

macrostijl

precisie

microstijl

citaat

thema

beschrij-ving

expressie

vrijheid

Laten we beginnen met het model van de Nederlandse wetenschapster Van Leuven-Zwart, die een van de eersten is geweest die de kwestie van de vertaalkritiek vanuit een pragmatisch gezichtspunt heeft benaderd. Zij heeft zich concreet het probleem gesteld van de comparatieve analyse van de elementen van twee teksten in het algemeen, en die van brontekst en doeltekst in het bijzonder. Haar methode is echter ook toepasbaar op de intralinguale vertaling.

Doel van het comparatieve model is de beschrijving van de microstructurele verschuivingen (shifts) op semantisch, syntactisch of pragmatisch vlak die voortvloeien uit een bewuste of onbewuste keuze van de vertaler, en het met behulp hiervan classificeren van de wezenlijke veranderingen zoals beschreven door Lefevere3. Nadat de analyse met gebruikmaking van het comparatieve model is afgerond, is het de beurt van het descriptieve model. Dit analyseert de uitwerking van de microstructurele veranderingen op de macrostructuur, dat wil zeggen op personages, gebeurtenissen, tijd, ruimte en andere elementen uit de tekst. Zoals we zien gaat dit model van beneden naar boven (down-top), daar er geen voorafgaande analyse van de poëtica van de tekst plaatsvindt, waaruit de categorieën zouden kunnen worden afgeleid, die aan comparatieve analyse moeten worden onderworpen.

Om ons dit model eigen te maken, zouden we de door Van Leuven-Zwart gebruikte terminologie moeten leren kennen: zij verstaat onder "transeem" een begrijpelijke teksteenheid die al dan niet een predikaat kan bevatten. Elke uiting kan worden ontleed in transemen. Onder "relatie" verstaat ze de verhoudingen van het al dan niet op elkaar lijken van twee eenheden en, in het specifieke geval, van de transemen van een tekst en de transemen van de tekst die daarmee wordt vergeleken. Van Leuven-Zwart hanteert nog een moeilijk begrip, dat van "architranseem", waaronder zij de gemene deler van het transeem uit een tekst en dat van de andere tekst verstaat.

Mij lijkt het dat het in deze cursus introduceren van deze nieuwe terminologie (met uitzondering voor het woord "relatie", dat zeer begrijpelijk is) een fout zou zijn, waardoor verwarring zou ontstaan zonder dat de lezer noodzakelijkerwijze een beter of meer gestructureerd beeld krijgt. Daarom zal ik, nu de termen zijn genoemd zodat de lezer ze kan herkennen als hij ze ooit mocht tegenkomen, de ideeën van Van Leuven-Zwart vertalen in een vorm die me begrijpelijker lijkt.

We kunnen drie typen relatie onderscheiden:

• relatie van contrast in het geval dat een element van de tekst zodanig wordt veranderd dat het onherkenbaar wordt. Dat contrast kan zich manifesteren als:

    • Weglating
    • Toevoeging, of
    • Radicale verandering van betekenis.

Ik geef een voorbeeld:

BT Gertrude stond op

DT Camilla dacht

  • Er is sprake van een relatie van modulering (binaire verandering) wanneer de verandering die optreedt tussen een element van de brontekst en een element van de doeltekst de logica van een dichotomie volgt, dat wil zeggen van een splitsing langs het continuüm generalisering versus specificatie of langs een ander tweepolig continuüm.

Bij voorbeeld:

BT Gertrude liep

DT Gertrude rende (= lopen + snel) → modulering, specificatie.

In het model van Van Leuven-Zwart, kunnen relaties van modulering (specificatie of generalisering) nader worden onderverdeeld al naar gelang zij de volgende velden betreffen: cultuur (natie, regio, etnische groep, gemeenschap, beroep e.d.), niet-verbale tijd (historisering, modernisering, a-chronisering), ruimte (localisering, exotisering, universalisering), stijl van de tekst (accentuering, reconstructie, nivellering), register (accentuering, reconstructie, nivellering), stijlfiguur (conservering, aanpassing, parafrase), idiolect van de auteur (accentuering, reconstructie, nivellering), idiolect van het personage (accentuering, reconstructie, nivellering).

  • Van een relatie van niet-binaire verandering is sprake wanneer er tussen de twee elementen van de brontekst en de doeltekst een verschil bestaat dat niet is te wijten aan een dichotomie, dat zich niet langs het continuüm tussen twee polen bevindt, maar een verschil van andere dan binaire aard is. Dat wil zeggen dat het een element van de tekst betreft waarvoor niet één enkel, maar diverse alternatieven bestaan.

Bijvoorbeeld,

BT Gisteren

DT Vandaag

is een niet-binaire verandering, omdat er op de paradigmatische as meerdere alternatieven voor "gisteren" bestaan (bijvoorbeeld: morgen, op een dag, over een week, vorige maand, enz.)

Onder dit type vallen ook de (met name morfologische, grammaticale of syntactische) categorieën, die van nature geen binaire modulering zouden kunnen kenmerken. Dit zijn enkele van deze categorieën:

  • Tijd van het werkwoord
  • Grammaticaal getal
  • Modus van het werkwoord
  • Grammaticale persoon
  • Grammaticale klasse
  • Werkwoordsvorm (passief / actief)
  • Aspect van het werkwoord (perfectief / imperfectief)
  • Omkering van de volgorde van elementen van de uiting
  • Explicitering / implicitering (aantal informatieve elementen)
  • Deixis / anafoor (intratekstuele en extratekstuele verwijzingen)
  • Assonantie, allitteratie, rijm.

Na dit eerste deel van haar essay, waarin de verschillende soorten microveranderingen worden geanalyseerd, komt Van Leuven-Zwart in het tweede deel ervan te spreken over de potentiële uitwerkingen van die veranderingen. Ze kijkt er met name naar hoe die inwerken op de macrostructuur van de doeltekst. Al naar gelang de elementen die hierbij een rol spelen kan de specificatie de tekst emotioneel beladener, pittoresker, beeldender, suggestiever, agressiever maken of hem juist sterker het karakter van een stereotype verlenen4. Het feit dat de aandacht van de lezer bij de specificatie wordt gericht op specifieke details, kan zijn aandacht afleiden van andere aspecten van de tekst. Bovendien

[...] krijgt de lezer van de [bron]tekst een breed blikveld aangereikt met de mogelijkheid tot meervoudige interpretaties, terwijl de lezer van de [specificerende] vertaling dit niet krijgt: hem wordt een gesloten perspectief aangeboden waarin slechts één interpretatie mogelijk is5.

Een ander element dat wordt benadrukt, is dat sommige personages andere idiolecten hebben al naar gelang de situaties waarin ze zich bevinden: de homogenisering van de expressieve middelen tot een enkel idiolect in de doeltekst heeft onvermijdelijke gevolgen voor de receptie. Ook de verandering van de persoon van het werkwoord wijzigt de emotionele betrokkenheid van de lezer, of van de interne verteller, ten opzichte van de personages. De syntactische structuur kan bepalend zijn voor veranderingen in de waarneming van de tekst, in het bijzonder in gevallen van dislocatie naar rechts of naar links.

Een aparte beschouwing verdienen de deiktische en anaforische constructies. Om te beginnen wijst het feit dat men in plaats van een zelfstandig naamwoord een voornaamwoord gebruikt, op een graad van impliciteit: "Als volgens de verteller genoeg informatie is verstrekt om een verwijzing op bevredigende wijze te kunnen interpreteren, dan vindt de verwijzing plaats door middel van deiktische/anaforische elementen"6. Als een vertaler een deixis vervangt door het zelfstandig naamwoord waarnaar wordt verwezen, dan verandert de houding ten opzichte van de lezer, en daarmee verandert ook de schrijfstrategie.

Van Leuven-Zwart trekt enkele algemene conclusies met betrekking tot de vertalingen uit de tweede helft van de vorige eeuw. Daarin overheersen de specificatie en de explicitatie (een neiging die, zoals we al zagen, interpretatieve mogelijkheden afsluit die in de brontekst nog open waren), alsof "de vertaler de zaken voor de lezer "logisch" en begrijpelijk trachtte te maken"7. Deze algemene neiging, deze onuitgesproken maar documenteerbare "norm" voor hedendaagse vertalingen "lijkt in harmonie met de oorspronkelijke norm van de aanvaardbaarheid (het acceptabiliteitsprincipe) van Toury8: passages die naar de mening van de vertaler moeilijk, vreemd of "onlogisch" zijn, worden aangepast aan de veronderstelde smaak van de lezer"9. Ook al moet gezegd worden dat die aanpassingen in sommige gevallen verplicht zijn, omdat de uiting anders onnatuurlijk en vals zou klinken, het net zo waar is dat ze in andere gevallen facultatief zijn: wie ze toepast introduceert een subjectief element in de tekst.

In de volgende les zullen we verder gaan met de mogelijke modellen van transformationele relaties.

 

Bibliografische verwijzingen:

LEFEVERE A., Translating Poetry. Seven Strategies and a Blueprint. Amsterdam, Van Gorcum, 1975, ISBN 90-232-1263-0.

LEUVEN-ZWART K. van, Translation and original. Similarities and dissimilarities. In Target, n. 1:2 (1989) e n. 2:1 (1990).

MARÍAS J., Negra espalda del tiempo, Punto de lectura, 2000 (oorspronkelijke uitgave 1998), ISBN 84-663-0007-7.

MARÍAS J., Dark Back of Time, New York, New Directions, 2001 (vertaald door Esther Allen), ISBN 0-8112-1466-4.

TOROP P., La traduzione totale [De totale vertaling], uitgegeven door Bruno Osimo, Modena, Guaraldi Logos, 2000, ISBN 88-8049-195-4.

TOURY G. In Search of a Theory of Translation, Tel Aviv University, The Porter Institute for Poetics and Semiotics, 1980.


1 Marías 2000, p. 214.
2 Marías 2001, p. 171.
3 Volgens Lefevere moet een vertaling beoordeeld worden op grond van vier soorten evenwicht:
- evenwicht tussen uiting en situatie [vele manieren om iets te uiten of juist niet te uiten]
- evenwicht tussen uiting/situatie en de mogelijkheid om een woord of groep woorden te benadrukken; [lexicale expressiviteit en syntactische markering]
- evenwicht tussen literaire langue en literaire parole; [literaire markering]
- evenwicht tussen het uitgesprokene en het niet-uitgesprokene [expliciteit/impliciteit] (Lefevere 1975, p. 111).
4 Van Leuven-Zwart, p. 71.
5 Van Leuven-Zwart, p. 72.
6 Van Leuven-Zwart, p. 85.
7 Van Leuven-Zwart, p. 90.
8 Zie hiervoor o.a. les 20 van deel I van deze cursus.
9 Van Leuven-Zwart, p. 92.



 



HomeTerugVooruit