Für die Halluzinationen der Hysterie, der Paranoia, die Visionen geistesnormaler Personen kann ich die Aufklärung geben, daß sie tatsächlich Regressionen entsprechen, d.h. in Bilder verwandelte Gedanken sind.1
Voor de hallucinaties van de hysterie, de paranoia, de visioenen van geestelijk normale personen kan ik de verklaring geven dat ze feitelijk overeenkomen met gevallen van regressie, dat wil zeggen in beelden omgezette gedachten zijn.
De Israëlische wetenschapper Gideon Toury, de vader van de belangrijke tegenstelling passend-aanvaardbaar, heeft ook fudamentele bijdragen geleverd aan de vertaalkritiek. Zijn opvatting van de kritiek betreft meer de algemene regelmatigheden dan specifieke verschillen: dat vloeit voort uit zijn systemische benadering. Volgens Toury doorloopt de vergelijking van brontekst en doeltekst drie fasen:
- De eerste fase bestaat in de plaatsing van de doeltekst in de context, dat wil zeggen in de ontvangende cultuur;
- In de tweede fase vindt vergelijking plaats tussen de afzonderlijke passages van beide teksten om de relaties tussen de segmenten van de brontekst en de doeltekst aan het licht te brengen en aan de hand daarvan beschouwingen van algemene aard te kunnen wijden aan de regelmatige patronen die in vertalingen a posteriori, uitgaande van het resultaat, door retroductie aan het licht komen;
- Tenslotte moeten de aldus verkregen resultaten worden opgeslagen ter versterking van de kritische kennis die in de toekomst bij vergelijking op de vergeleken teksten kan worden toegepast.2
Het vertaalproces zoals Toury dat beschrijft houdt rekening met de door Holmes gedicteerde principes (de ‘mapping theory’) en doorloopt die in omgekeerde richting. De vertaalcriticus projecteert de doeltekst op de zendende cultuur om een provisorische mentale kaart van de brontekst te maken, die voortdurend wordt bijgewerkt, en stapt van deze over op de vergelijking met de echte brontekst, zodat "een reeks koppels van ad hoc gecombineerde segmenten"3 ontstaat, die gedeeltelijk en indirect kunnen worden vergeleken, welke vergelijking tijdens het eigenlijke analytische proces voortdurend herzien dient te worden.4
Dirk Delabastita baseert zijn theorie van de vertaalkritiek op twee strategieën die hij aanduidt als "culturele analogie" en "culturele homologie". De analogie is iets dat min of meer overeenkomt met het "functionele equivalent", want het is een strategie die zich ten doel stelt een uiting te vinden – en te gebruiken – die in de ontvangende cultuur een analoge culturele betekenis heeft, of te wel, een relationele waarde die overeenkomt met de cultuur die haar ontvangt5. Het klassieke voorbeeld dat Delabastita geeft is dat van de "creaking shoes" in King Lear: daar in de tragedie van Shakespeare dit kledingstuk een teken van grote weelde en de laatste mode vertegenwoordigt, zou men in het geval dat men de strategie van de culturele analogie nastreeft kunnen denken aan een vertaling die verwijst naar een chique merk schoenen, dat binnen de cultuur van de vertaler in de mode is, teneinde een idee te geven dat overeenkomt met datgene wat Shakespeare zijn modellezer wilde aanreiken.
Volgens de strategie van de culturele homologie, wordt de te vertalen passage zowel gezien in termen van "culturele betekenisdragers" (vorm) als van "culturele betekenissen" (semantische culturele inhoud). Daardoor kunnen de "creaking shoes" leiden tot een vertaling die de lezer opnieuw de "krakende schoenen" voorstelt en het aan de lezer overlaat om de boodschap te decoderen door de culturele afstand tussen zichzelf en de tekst te overbruggen. "Men mag het vermogen van diegenen die de tekst ontvangen om de problemen op te lossen niet onderschatten"6: de lezer is in staat om de culturele connotatie van de uitingen in de tekst te reconstrueren, eventueel met behulp van een kritisch apparaat. Met behulp van deze strategie vindt de lezer – maar ook de criticus – talrijke vreemde elementen in de vertaling naar de eigen cultuur.
Het principe van het verschil tussen analoge en homologe vertaling wordt door Delabastita verder onderverdeeld al naar gelang het wordt toegepast op de taal, de cultuur en de tekst in zijn totaliteit. Als we aan die mogelijkheden de drie transformaties toevoegen die ontstaan uit wat we gewoonlijk als "vertaalfouten" zien, dat wil zeggen weglating, toevoeging en het vertaalresidu, dan ontstaan vijftien typen vertaalrelaties, zoals in de volgende tabel weergegeven.
Code
Operatie |
brontaal
¯
doeltaal |
broncultuur
¯
doelcultuur |
brontekst
¯
doeltekst |
Vervanging |
hoger of lager niveau van linguïstische equivalentie (benadering) |
naturalisering,
modernisering, localisering, nationalisering |
systemische aanpassing van een aanvaardbare tekst (potentieel behoudend) |
Herhaling |
totale : niet-vertaling, kopie
gedeeltelijk: leenvertaling, letterlijke vertaling woord voor woord-vertaling |
exotisering, historisering (door middel van de chronotopische afstand) |
niet-systemische tekst, niet-aanvaardbare tekst (potentieel vernieuwend) |
Weglating |
reductieve onvolledige vertaling
undertranslation
expressieve reductie |
universalisering,
de-historisering (door eliminatie van vreemde culturele tekens) |
de doeltekst is minder kenmerkend als (doel)tekst
neutralisering van stilistische of algemene eigenaardigheden |
Toevoeging |
parafraserende vertaling
meer expliciete tekst
overtranslation
expressieve versterking |
exotisering, historisering (door bewuste toevoeging van vreemde culturele) |
de doeltekst is meer kenmerkend als (doel)tekst
introductie van stilistische of algemene kenmerken |
Verandering |
compensatie (in de doeltekst) |
compensatie (in de doeltekst) |
compensatie (in de doeltekst) |
Relaties van de vertaling volgens Delabastita7
Vergeleken met het model van Van Leuven-Zwart, dat is beschreven in les 30 van deel drie, is dit model sterk vereenvoudigd. Een van de voordelen is het feit dat men geen gebruik meer hoeft te maken van het begrip "transeem", dat het overwegend semantisch-denotatief karakter heeft van een uiting en geen rekening houdt met alle andere aspecten, die vooral in "open" teksten van fundamenteel belang zijn (connotatie, collocatie, poëtische waarde), waaronder diegene die Tynjanov "autofunctionele en co-functionele elementen" noemt8. Dit model van Delabastita is later bewerkt en aangevuld door Torop.
Volgens Torop is het nodig, ten einde de vergelijkende analyse tussen brontekst en doeltekst te vergemakkelijken, om de vertaler in de context van de toegepaste methode te plaatsen en vervolgens de coherentie tussen de aangekondigde methode en de toepassing ervan te controleren.
De stijl van vertalen herkent men gemakkelijker in de bewuste afwijkingen van de brontekst, die het resultaat zijn van ideologische keuzes: deze zouden het voorwerp moeten zijn van onderzoek door de vertaalkritiek. De descriptieve benadering krijgt hier een normatief aspect: ze bekritiseert niet de stijl van de afzonderlijke vertaler, maar maakt de vertaler die geen kenmerkende stijl heeft tot onderwerp van haar kritiek.
De vertaalkritiek kan niet alleen maar kijken naar de doeltekst, maar moet tevens een vergelijkende analyse van de brontekst tot stand brengen: anders dan de vertaaltheorie, concentreert de kritiek zich daarbij op de poëtica van de individuele vertalers, niet op die van de vertaling in het algemeen9.
Hier volgen de negen types vertaalkritiek zoals Torop die onderscheidt10:
1. Historisch-literaire kritiek. Deze richt zich op de keuze van de auteur en van de vertaalde tekst en hun plaats in de nationale en internationale literatuur.
2. Informatieve kritiek. De gegevens over het vertaalde werk, de publiciteit, het op de markt brengen van het product.
3. Aanpassende kritiek. Hierbij gaat het erom mentaal de brontekst te projecteren naar de ontvangende cultuur om zijn potentiële receptie te bepalen en de commerciële mogelijkheden te bestuderen (taak van de lezer voor uitgeverijen en van de verantwoordelijke redacteur).
4. Kritiek van de vernieuwende elementen. De in de doeltekst aanwezige vernieuwende elementen (exotismen, historismen, realia etc.) hebben een uitwerking op de ontvangende cultuur: deze vorm van kritiek tracht de uitkomst van die werking te voorzien.
5. Receptieve kritiek. Alle kritische apparaten die de lezer ter beschikking staan om de dominanten van de doeltekst en de brontekst te bepalen.
6. Theoretische kritiek. Beide teksten worden vergeleken in het kader van het onderzoek naar de vraag omtrent de vertaalbaarheid van de taal, de stijl, het genre, de cultuur en het tijdperk van de brontekst.
7. Kritiek van de vertaalmethode. Zij bepaalt de vertaalmethode en onderzoekt hoe deze de waarneming van de doeltekst door de lezer beïnvloedt. De kritiek is ook waarderend van aard, maar beperkt zich ertoe de coherentie binnen de gekozen methode te controleren.
8. Kwalitatieve kritiek. Deze tracht te begrijpen wat de geslaagde uitkomst is van een bepaalde methodologische keuze in de context van de ontvangende cultuur.
9. Persoonlijke kritiek. Het gaat hier om de kritiek op het werk van een individuele vertaler, zijn historische ontwikkeling.
Men zal opmerken dat alle tot nu toe besproken kritische methoden uitsluitend uitgaan van analyse van de doeltekst in relatie tot de brontekst, anders dan wat in werkelijkheid in de meeste gevallen gebeurt.
Bibliografische verwijzingen
DELABASTITA D. There’s a Double Tongue. An investigation into the translation of Shakespeare’s Wordplay, with special reference to Hamlet. Amsterdam, Rodopi, 1993, ISBN 90-5183-495-0.
FREUD SIGMUND, Die Traumdeutung (1902),
Frankfurt am Main, Fischer Taschenbuch Verlag, 1991 (Zwölfte, unveränderte Auflage 2005) ISBN 3-596-10436-X
FREUD SIGMUND The Interpretation Of Dreams translated by A. A. Brill London G. Allen & company 1913.
TOROP P. La traduzione totale [De totale vertaling], uitgegeven door Bruno Osimo, Modena, Guaraldi Logos, 2000, ISBN 88-8049-195-4.
1 Freud 1991: 535.
2 Toury 1995: 36-39, 102.
3 Toury 1995: 77.
4 Toury 1995: 80.
5 Delabastita 1993: 17.
6 Delabastita 1993: 19.
7 Delabastita 1993: 39.
8 Tynjanov 1929: 130.
9 Torop 2000: 65.
10 Torop 2000: 67-68.
|
|